Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. allemaal:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor allemaal (Nederlands) in het Duits

allemaal:

allemaal bijwoord

  1. allemaal (allen)
    alle
    • alle bijvoeglijk naamwoord
  2. allemaal (alles)
    alles; ganz; vollkommen; völlig; gänzlich; komplett; total; vollständig

Vertaal Matrix voor allemaal:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alle allemaal; allen alle; allen; elk; elkeen; ieder; iedereen
alles allemaal; alles
ganz allemaal; alles algeheel; behoorlijk; compleet; fulltime; gaaf; heel; hele; helemaal; intact; kompleet; maagdelijk; nogal; onaangeraakt; ongerept; puur; redelijk; tamelijk; totaal; virginaal; volkomen; volledig; volslagen; voluit; zuiver
gänzlich allemaal; alles algeheel; compleet; fulltime; gaaf; heel; hele; helemaal; intact; kompleet; totaal; volkomen; volledig; volslagen
komplett allemaal; alles absoluut; boeiend; compleet; fascinerend; fulltime; gaaf; grondig; heel; helemaal; in het geheel; intact; integraal; integrerend; kompleet; plenair; totaal; volkomen; volledig; voltallig
total allemaal; alles absoluut; compleet; fulltime; gaaf; grondig; heel; hele; helemaal; in het geheel; intact; totaal; volkomen; volledig
vollkommen allemaal; alles absoluut; boeiend; compleet; fascinerend; fulltime; gaaf; grondig; heel; helemaal; ideaal; in het geheel; intact; integraal; integrerend; patent; perfect; superieur; totaal; uitmuntend; uitstekend; volkomen; volledig; volmaakt; voortreffelijk
vollständig allemaal; alles boeiend; compleet; fascinerend; fulltime; gaaf; heel; helemaal; intact; integraal; integrerend; totaal; volledig
völlig allemaal; alles absoluut; algeheel; boeiend; compleet; fascinerend; fulltime; grondig; heel; hele; helemaal; in het geheel; integraal; integrerend; kompleet; totaal; volkomen; volledig; volslagen; voluit

Synoniemen voor "allemaal":


Verwante definities voor "allemaal":

  1. zonder uitzondering1
    • ik heb de dropjes allemaal opgegeten1
  2. de hele groep1
    • jullie mogen allemaal mee1

Wiktionary: allemaal

allemaal
  1. drückt aus, dass alle von einer bestimmten Gruppe gemeint sind

Cross Translation:
FromToVia
allemaal jeder; jedermann; alle everyone — every person