Nederlands

Uitgebreide vertaling voor alledaagse (Nederlands) in het Duits

alledaagse:

alledaagse bijvoeglijk naamwoord

  1. alledaagse
    alltäglich; durchschnittlich

Vertaal Matrix voor alledaagse:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alltäglich alledaagse alledaags; courant; eenvoudig; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; niets bijzonders; normaal; onedel; ordinair
durchschnittlich alledaagse doorsnee; gemiddeld; in doorsnee; medium; middelmatig; modaal

Verwante woorden van "alledaagse":


Wiktionary: alledaagse


Cross Translation:
FromToVia
alledaagse Alltag quotidian — quotidian, daily thing

alledaags:

alledaags bijvoeglijk naamwoord

  1. alledaags (niets bijzonders; ordinair; gewoon; eenvoudig)
    gewöhnlich; alltäglich; gängig; ordinär; trivial

Vertaal Matrix voor alledaags:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alltäglich alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair alledaagse; courant; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; normaal; onedel
gewöhnlich alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair algemeen; courant; doorgaans; eenvoudig; futiel; gangbaar; gebruikelijk; gemeenlijk; geregeld; gewoon; gewoonlijk; gewoontegetrouw; grof; in een handomdraai; licht; lichtwegend; meestal; merendeels; moeiteloos; natuurlijk; nietsbetekenend; nietszeggend; normaal; normaliter; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; ongekunsteld; op vaste tijden; ordinair; over het algemeen; plat; platvloers; regelmatig; regulier; triviaal; vanzelf; vulgair; weinigzeggend; zonder moeite; zonder pretenties
gängig alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair courant; doodgewoon; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewend; gewoon; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; normaal; onedel
ordinär alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair grof; ordinair; plat; platvloers; volks; vulgair
trivial alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair banaal; futiel; grof; laag; laag-bij-de-grond; lomp; niet hoog; nietsbetekenend; nietszeggend; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; plat; platvloers; ploertig; schunnig; triviaal; vuig; vunzig; weinigzeggend

Verwante woorden van "alledaags":


Wiktionary: alledaags

alledaags
adjective
  1. gewoon, normaal, niet ongewoon

Cross Translation:
FromToVia
alledaags alltäglich; gemein everyday — commonplace, ordinary
alledaags alltäglich; wiederkehrend; täglich quotidian — daily
alledaags Alltägliche; täglich; Wiederkehrende quotidian — common, mundane
alledaags nullachtfünfzehn run-of-the-mill — ordinary
alledaags abgedroschen; alltägich; banal; fade; fad banal — (figuré) Qui se met à la disposition de tout le monde.
alledaags täglich; alltäglich quotidien — De chaque jour. (Sens général).
alledaags üblich; verständlich; vulgär; an; barsch; grob; derb; rau; hart; taktlos; plump vulgaire — désuet|fr Qui concerne le peuple, le quidam, le personnage quelconque.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van alledaagse