Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. aftakken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aftakken (Nederlands) in het Duits

aftakken:

aftakken werkwoord (tak af, takt af, takte af, takten af, afgetakt)

  1. aftakken (vertakken)
    abzweigen
    • abzweigen werkwoord (zweige ab, zweigst ab, zweigt ab, zweigte ab, zweigtet ab, abgezweigt)

Conjugations for aftakken:

o.t.t.
  1. tak af
  2. takt af
  3. takt af
  4. takken af
  5. takken af
  6. takken af
o.v.t.
  1. takte af
  2. takte af
  3. takte af
  4. takten af
  5. takten af
  6. takten af
v.t.t.
  1. heb afgetakt
  2. hebt afgetakt
  3. heeft afgetakt
  4. hebben afgetakt
  5. hebben afgetakt
  6. hebben afgetakt
v.v.t.
  1. had afgetakt
  2. had afgetakt
  3. had afgetakt
  4. hadden afgetakt
  5. hadden afgetakt
  6. hadden afgetakt
o.t.t.t.
  1. zal aftakken
  2. zult aftakken
  3. zal aftakken
  4. zullen aftakken
  5. zullen aftakken
  6. zullen aftakken
o.v.t.t.
  1. zou aftakken
  2. zou aftakken
  3. zou aftakken
  4. zouden aftakken
  5. zouden aftakken
  6. zouden aftakken
diversen
  1. tak af!
  2. takt af!
  3. afgetakt
  4. aftakkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aftakken [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. aftakken (vertakken)
    Abzweigen

Vertaal Matrix voor aftakken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Abzweigen aftakken; vertakken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abzweigen aftakken; vertakken

Wiktionary: aftakken


Cross Translation:
FromToVia
aftakken abzweigen branch — to arise from the trunk or a larger branch of a tree