Nederlands
Uitgebreide vertaling voor afsnoepen (Nederlands) in het Duits
afsnoepen:
-
afsnoepen
-
afsnoepen
Conjugations for afsnoepen:
o.t.t.
- snoep af
- snoept af
- snoept af
- snoepen af
- snoepen af
- snoepen af
o.v.t.
- snoepte af
- snoepte af
- snoepte af
- snoepten af
- snoepten af
- snoepten af
v.t.t.
- heb afgesnoept
- hebt afgesnoept
- heeft afgesnoept
- hebben afgesnoept
- hebben afgesnoept
- hebben afgesnoept
v.v.t.
- had afgesnoept
- had afgesnoept
- had afgesnoept
- hadden afgesnoept
- hadden afgesnoept
- hadden afgesnoept
o.t.t.t.
- zal afsnoepen
- zult afsnoepen
- zal afsnoepen
- zullen afsnoepen
- zullen afsnoepen
- zullen afsnoepen
o.v.t.t.
- zou afsnoepen
- zou afsnoepen
- zou afsnoepen
- zouden afsnoepen
- zouden afsnoepen
- zouden afsnoepen
diversen
- snoep af!
- snoept af!
- afgesnoept
- afsnoepende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor afsnoepen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Wegschnappen | afsnoepen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
naschen | afsnoepen | snoepen |