Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- afsnijden:
-
Wiktionary:
- afsnijden → abschneiden, schneiden
- afsnijden → abschneiden, schneiden, abziehen, subtrahieren, abräumen, fortnehmen, entziehen, wegnehmen, abholen, abnehmen, abrechnen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor afsnijden (Nederlands) in het Duits
afsnijden:
-
afsnijden (snijden)
schneiden; abschneiden-
abschneiden werkwoord (schneide ab, schneidest ab, schneidet ab, schnitt ab, schnittet ab, abgeschnitten)
Conjugations for afsnijden:
o.t.t.
- snijd af
- snijdt af
- snijdt af
- snijden af
- snijden af
- snijden af
o.v.t.
- sneed af
- sneed af
- sneed af
- sneden af
- sneden af
- sneden af
v.t.t.
- heb afgesneden
- hebt afgesneden
- heeft afgesneden
- hebben afgesneden
- hebben afgesneden
- hebben afgesneden
v.v.t.
- had afgesneden
- had afgesneden
- had afgesneden
- hadden afgesneden
- hadden afgesneden
- hadden afgesneden
o.t.t.t.
- zal afsnijden
- zult afsnijden
- zal afsnijden
- zullen afsnijden
- zullen afsnijden
- zullen afsnijden
o.v.t.t.
- zou afsnijden
- zou afsnijden
- zou afsnijden
- zouden afsnijden
- zouden afsnijden
- zouden afsnijden
diversen
- snijd af!
- snijdt af!
- afgesneden
- afsnijdende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afsnijden
Vertaal Matrix voor afsnijden:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Abschpalten | afsnijden | |
Absondern | afsnijden | |
Abtrennen | afsnijden | afknippen; lostornen; opvragen; opvraging |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
abschneiden | afsnijden; snijden | afknippen; bijknippen; couperen; een beetje knippen; knippen |
schneiden | afsnijden; snijden | afknippen; besnoeien; coifferen; couperen; etsen; graveren; grootspreken; kappen; knippen; kort knippen; kort maken; korten; links laten liggen; met effect spelen; negeren; opensnijden; opscheppen; opsnijden; snerpen; snoeien; snoeven; trimmen |
Wiktionary: afsnijden
afsnijden
Cross Translation:
verb
-
ergens een stuk vanaf halen
- afsnijden → abschneiden
-
rakelings langs iemand naar dezelfde weghelft gaan
- afsnijden → schneiden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afsnijden | → abschneiden; schneiden | ↔ shear — to cut |
• afsnijden | → abziehen; subtrahieren; abräumen; fortnehmen; entziehen; wegnehmen; abschneiden; abholen; abnehmen; abrechnen | ↔ retrancher — Traductions à vérifier et à trier |