Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- afgeven:
-
Wiktionary:
- afgeven → abgeben, abfärben, herziehen
- afgeven → emittieren, aussenden, per Depesche übermitteln, deponieren, hinterlegen, verwahren, in Verwahrung geben, zur Aufbewahrung geben, anlegen, ablagern, absetzen, abscheiden
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor afgeven (Nederlands) in het Duits
afgeven:
-
afgeven (aanreiken; geven; overgeven; overhandigen; aangeven; toesteken)
reichen; darreichen; herüberreichen; hinhalten; hinüberreichen-
herüberreichen werkwoord (reiche herüber, richst herüber, reicht herüber, reichte herüber, reichtet herüber, herübergereicht)
-
hinüberreichen werkwoord
-
afgeven (inleveren; overhandigen)
einliefern; abgeben; einreichen; einsenden-
einliefern werkwoord (liefere ein, lieferst ein, liefert ein, lieferte ein, liefertet ein, eingeliefert)
-
-
afgeven (thuisbezorgen; bestellen; brengen; bezorgen; afleveren; overhandigen)
bestellen; bringen; zustellen; besorgen; abgeben; abliefern; liefern; ins Haus liefern; senden-
ins Haus liefern werkwoord
-
afgeven (overhandigen; inleveren)
-
afgeven (smetten; vlekken; bevlekken)
Conjugations for afgeven:
o.t.t.
- geef af
- geeft af
- geeft af
- geven af
- geven af
- geven af
o.v.t.
- gaf af
- gaf af
- gaf af
- gaven af
- gaven af
- gaven af
v.t.t.
- heb afgegeven
- hebt afgegeven
- heeft afgegeven
- hebben afgegeven
- hebben afgegeven
- hebben afgegeven
v.v.t.
- had afgegeven
- had afgegeven
- had afgegeven
- hadden afgegeven
- hadden afgegeven
- hadden afgegeven
o.t.t.t.
- zal afgeven
- zult afgeven
- zal afgeven
- zullen afgeven
- zullen afgeven
- zullen afgeven
o.v.t.t.
- zou afgeven
- zou afgeven
- zou afgeven
- zouden afgeven
- zouden afgeven
- zouden afgeven
diversen
- geef af!
- geeft af!
- afgegeven
- afgevende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afgeven (afleveren; aflevering)
Vertaal Matrix voor afgeven:
Wiktionary: afgeven
afgeven
Cross Translation:
verb
afgeven
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afgeven | → emittieren; aussenden | ↔ emit — to send out or give off |
• afgeven | → per Depesche übermitteln; deponieren; hinterlegen; verwahren; in Verwahrung geben; zur Aufbewahrung geben; anlegen; ablagern; absetzen; abscheiden | ↔ déposer — Traductions à trier suivant le sens |
Computer vertaling door derden: