Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- afdalen:
-
Wiktionary:
- afdalen → absteigen, hinabsteigen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor afdalen (Nederlands) in het Duits
afdalen:
-
afdalen
-
afdalen (neerdalen; landen; neerkomen; naar beneden komen; naar beneden dalen; omlaagkomen)
absteigen; hinabsteigen; hinunterkommen; hinuntersteigen; niedersteigen; heruntersteigen; herabsteigen-
hinabsteigen werkwoord (steige hinab, steigst hinab, steigt hinab, stieg hinab, stieget hinab, hinabgestiegen)
-
hinunterkommen werkwoord (komme hinunter, kommst hinunter, kommt hinunter, kam hinunter, kamt hinunter, hinuntergekommen)
-
hinuntersteigen werkwoord (steige hinunter, steigst hinunter, steigt hinunter, stieg hinunter, stiegt hinunter, hinuntergestiegen)
-
niedersteigen werkwoord (steige nieder, steigst nieder, steigt nieder, stieg nieder, stiegt nieder, niedergestiegen)
-
heruntersteigen werkwoord (steige herunter, steigst herunter, steigt herunter, stieg herunter, stiegt herunter, heruntergestiegen)
-
herabsteigen werkwoord (steige herab, steigst herab, steigt herab, stieg herab, stiegt herab, herabgestiegen)
-
afdalen (naarbeneden glijden)
herunterrutschen; herabsacken; hinuntergleiten; hinabgleiten-
herunterrutschen werkwoord (rutsche herunter, rutschst herunter, rutscht herunter, rutschte herunter, rutschtet herunter, heruntergerutscht)
-
herabsacken werkwoord (sacke herab, sackst herab, sackt herab, sackte herab, sacktet herab, herabgesackt)
-
hinuntergleiten werkwoord (gleite hinunter, gleitest hinunter, gleitet hinunter, glitt hinunter, glittet hinunter, hinuntergeglitten)
-
hinabgleiten werkwoord (gleite hinab, gleitst hinab, gleitet hinab, glitt hinab, glittet hinab, hinabgeglitten)
-
Conjugations for afdalen:
o.t.t.
- daal af
- daalt af
- daalt af
- dalen af
- dalen af
- dalen af
o.v.t.
- daalde af
- daalde af
- daalde af
- daalden af
- daalden af
- daalden af
v.t.t.
- ben afgedaald
- bent afgedaald
- is afgedaald
- zijn afgedaald
- zijn afgedaald
- zijn afgedaald
v.v.t.
- was afgedaald
- was afgedaald
- was afgedaald
- waren afgedaald
- waren afgedaald
- waren afgedaald
o.t.t.t.
- zal afdalen
- zult afdalen
- zal afdalen
- zullen afdalen
- zullen afdalen
- zullen afdalen
o.v.t.t.
- zou afdalen
- zou afdalen
- zou afdalen
- zouden afdalen
- zouden afdalen
- zouden afdalen
diversen
- daal af!
- daalt af!
- afgedaald
- afdalende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor afdalen:
Wiktionary: afdalen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afdalen | → absteigen; hinabsteigen | ↔ go down — descend |