Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- accentueren:
-
Wiktionary:
- accentueren → akzentuieren
- accentueren → akzentuieren, mit Nachdruck sprechen, Nachdruck legen auf, hervorheben, unterstreichen, betonen, andeuten
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor accentueren (Nederlands) in het Duits
accentueren:
-
accentueren (benadrukken)
-
accentueren (verduidelijken; verklaren; toelichten; ophelderen; verhelderen; belichten; opklaren)
erklären; klären; aufklären; verdeutlichen; auseinandersetzen; interpretieren; auslegen-
verdeutlichen werkwoord (verdeutliche, verdeutlichst, verdeutlicht, verdeutlichte, verdeutlichtet, verdeutlicht)
-
auseinandersetzen werkwoord (setze auseinander, setzt auseinander, setzte auseinander, setztet auseinander, auseinandergesetzt)
-
interpretieren werkwoord (interpretiere, interpretierst, interpretiert, interpretierte, interpretiertet, interpretiert)
Conjugations for accentueren:
o.t.t.
- accentueer
- accentueert
- accentueert
- accentueren
- accentueren
- accentueren
o.v.t.
- accentueerde
- accentueerde
- accentueerde
- accentueerden
- accentueerden
- accentueerden
v.t.t.
- heb geaccentueerd
- hebt geaccentueerd
- heeft geaccentueerd
- hebben geaccentueerd
- hebben geaccentueerd
- hebben geaccentueerd
v.v.t.
- had geaccentueerd
- had geaccentueerd
- had geaccentueerd
- hadden geaccentueerd
- hadden geaccentueerd
- hadden geaccentueerd
o.t.t.t.
- zal accentueren
- zult accentueren
- zal accentueren
- zullen accentueren
- zullen accentueren
- zullen accentueren
o.v.t.t.
- zou accentueren
- zou accentueren
- zou accentueren
- zouden accentueren
- zouden accentueren
- zouden accentueren
diversen
- accentueer!
- accentueert!
- geaccentueerd
- accentuerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor accentueren:
Wiktionary: accentueren
accentueren
Cross Translation:
verb
-
(transitiv): etwas stark betonen, deutlich hervorheben; einen Akzent setzen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• accentueren | → akzentuieren | ↔ accentuate — to pronounce with an accent |
• accentueren | → mit Nachdruck sprechen; Nachdruck legen auf; hervorheben; unterstreichen; akzentuieren; betonen | ↔ accentuer — marquer d’un accent. |
• accentueren | → andeuten; mit Nachdruck sprechen; Nachdruck legen auf; hervorheben; unterstreichen; akzentuieren; betonen | ↔ souligner — tirer une ligne sous un mot, ou sous plusieurs mots. |