Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. aanvallers:
  2. aanvaller:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanvallers (Nederlands) in het Duits

aanvallers:

aanvallers [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de aanvallers
    die Angriffsspieler

Vertaal Matrix voor aanvallers:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Angriffsspieler aanvallers aanrander; aanvaller; spitsspeler; voorhoedespeler; voorspeler

Verwante woorden van "aanvallers":


aanvallers vorm van aanvaller:

aanvaller [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de aanvaller (aanrander)
    der Stürmer; der Angreifer; der Angriffsspieler
  2. de aanvaller (overvaller)
    der überfaller; der Angreifer
  3. de aanvaller (voorhoedespeler; spitsspeler; voorspeler)
    der Angriffsspieler; der Stürmer

Vertaal Matrix voor aanvaller:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Angreifer aanrander; aanvaller; overvaller rover; struikrover
Angriffsspieler aanrander; aanvaller; spitsspeler; voorhoedespeler; voorspeler aanvallers
Stürmer aanrander; aanvaller; spitsspeler; voorhoedespeler; voorspeler studentenpet
überfaller aanvaller; overvaller

Verwante woorden van "aanvaller":


Wiktionary: aanvaller

aanvaller
noun
  1. iemand die aanvalt
  2. een persoon in de voorste linie
aanvaller
noun
  1. Sport: ein Offensivspieler, dessen Hauptaufgabe darin besteht, Tore zu schießen.

Cross Translation:
FromToVia
aanvaller Angreifer; Angreiferin attacker — someone who attacks
aanvaller Angreifer attaquant — Traduction à trier