Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- aanstoot geven:
-
Wiktionary:
- aanstoot geven → Anstoß erregen, klopfen, schlagen, hauen, prügeln, ausklopfen, aufschlagen, aushämmern, schlagen gegen, prasseln gegen, peitschen gegen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor aanstoot geven (Nederlands) in het Duits
aanstoot geven:
aanstoot geven werkwoord (geef aanstoot, geeft aanstoot, gaf aanstoot, gaven aanstoot, aanstoot gegeven)
-
aanstoot geven (shockeren; choqueren)
Anstoß erregen-
Anstoß erregen werkwoord
-
-
aanstoot geven (shockeren; choqueren; schokken)
Conjugations for aanstoot geven:
o.t.t.
- geef aanstoot
- geeft aanstoot
- geeft aanstoot
- geven aanstoot
- geven aanstoot
- geven aanstoot
o.v.t.
- gaf aanstoot
- gaf aanstoot
- gaf aanstoot
- gaven aanstoot
- gaven aanstoot
- gaven aanstoot
v.t.t.
- heb aanstoot gegeven
- hebt aanstoot gegeven
- heeft aanstoot gegeven
- hebben aanstoot gegeven
- hebben aanstoot gegeven
- hebben aanstoot gegeven
v.v.t.
- had aanstoot gegeven
- had aanstoot gegeven
- had aanstoot gegeven
- hadden aanstoot gegeven
- hadden aanstoot gegeven
- hadden aanstoot gegeven
o.t.t.t.
- zal aanstoot geven
- zult aanstoot geven
- zal aanstoot geven
- zullen aanstoot geven
- zullen aanstoot geven
- zullen aanstoot geven
o.v.t.t.
- zou aanstoot geven
- zou aanstoot geven
- zou aanstoot geven
- zouden aanstoot geven
- zouden aanstoot geven
- zouden aanstoot geven
diversen
- geef aanstoot!
- geeft aanstoot!
- aanstoot gegeven
- aanstoot gevende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor aanstoot geven:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Anstoß erregen | aanstoot geven; choqueren; shockeren | |
erschüttern | aanstoot geven; choqueren; schokken; shockeren | heen en weer bewegen; laten schrikken; schokken; schudden |
schockieren | aanstoot geven; choqueren; schokken; shockeren | laten schrikken; schokken; voor het hoofd stoten |
Wiktionary: aanstoot geven
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanstoot geven | → Anstoß erregen | ↔ choquer — donner un choc, heurter. |
• aanstoot geven | → Anstoß erregen; klopfen; schlagen; hauen; prügeln; ausklopfen; aufschlagen; aushämmern; schlagen gegen; prasseln gegen; peitschen gegen | ↔ heurter — entrer brusquement en contact. |
Computer vertaling door derden: