Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanranden (Nederlands) in het Duits

aanranden:

aanranden [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. aanranden
    die Vergewaltigung; Angreifen

aanranden werkwoord (rand aan, randt aan, randde aan, randden aan, aangerand)

  1. aanranden (verkrachten)
    vergewaltigen; verletzen; beugen
    • vergewaltigen werkwoord (vergewaltige, vergewaltigst, vergewaltigt, vergewaltigte, vergewaltigtet, vergewaltigt)
    • verletzen werkwoord (verletze, verletzt, verletzte, verletztet, verletzt)
    • beugen werkwoord (beuge, beugst, beugt, beugte, beugtet, gebeugt)
  2. aanranden (vrouw aanranden)
    belästigen; notzüchten; vergewaltigen
    • belästigen werkwoord (belästige, belästigst, belästigt, belästigte, belästigtet, belästigent)
    • notzüchten werkwoord
    • vergewaltigen werkwoord (vergewaltige, vergewaltigst, vergewaltigt, vergewaltigte, vergewaltigtet, vergewaltigt)

Conjugations for aanranden:

o.t.t.
  1. rand aan
  2. randt aan
  3. randt aan
  4. randen aan
  5. randen aan
  6. randen aan
o.v.t.
  1. randde aan
  2. randde aan
  3. randde aan
  4. randden aan
  5. randden aan
  6. randden aan
v.t.t.
  1. heb aangerand
  2. hebt aangerand
  3. heeft aangerand
  4. hebben aangerand
  5. hebben aangerand
  6. hebben aangerand
v.v.t.
  1. had aangerand
  2. had aangerand
  3. had aangerand
  4. hadden aangerand
  5. hadden aangerand
  6. hadden aangerand
o.t.t.t.
  1. zal aanranden
  2. zult aanranden
  3. zal aanranden
  4. zullen aanranden
  5. zullen aanranden
  6. zullen aanranden
o.v.t.t.
  1. zou aanranden
  2. zou aanranden
  3. zou aanranden
  4. zouden aanranden
  5. zouden aanranden
  6. zouden aanranden
diversen
  1. rand aan!
  2. randt aan!
  3. aangerand
  4. aanrandende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aanranden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Angreifen aanranden aanvallen; aanvechten; attaqueren; bestrijden; betwisten; een uitval doen
Vergewaltigung aanranden aanranding; verkrachting
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belästigen aanranden; vrouw aanranden belemmeren; beletten; ergeren; irriteren; koeioneren; kwellen; mishandelen; molesteren; narren; op de zenuwen werken; pesten; pijnigen; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren; verhinderen; vervelen
beugen aanranden; verkrachten buigen; declineren; eer betuigen; krom buigen; krombuigen; krommen; verbuigen; vervoegen; welven
notzüchten aanranden; vrouw aanranden
vergewaltigen aanranden; verkrachten; vrouw aanranden schofferen
verletzen aanranden; verkrachten belasteren; benadelen; bezeren; blesseren; deren; duperen; folteren; inbreuk maken; knauwen; krenken; kwaadspreken; kwellen; kwetsen; lasteren; martelen; nadeel toebrengen; onteren; ontwijden; overtreden; pijn bezorgen; pijn doen; pijnigen; prikken; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; smaden; steken; steken geven; verwonden; zeer doen

Verwante definities voor "aanranden":

  1. met geweld dwingen tot lichamelijk contact1
    • een onbekende man heeft haar aangerand1


Verwante vertalingen van aanranden