Nederlands
Uitgebreide vertaling voor aanmerking maken (Nederlands) in het Duits
aanmerking maken:
aanmerking maken werkwoord (maak aanmerking, maakt aanmerking, maakte aanmerking, maakten aanmerking, aanmerking gemaakt)
-
aanmerking maken
beanstanden-
beanstanden werkwoord (beanstande, beanstandest, beanstandet, beanstandete, beanstandetet, beangestandet)
-
Conjugations for aanmerking maken:
o.t.t.
- maak aanmerking
- maakt aanmerking
- maakt aanmerking
- maken aanmerking
- maken aanmerking
- maken aanmerking
o.v.t.
- maakte aanmerking
- maakte aanmerking
- maakte aanmerking
- maakten aanmerking
- maakten aanmerking
- maakten aanmerking
v.t.t.
- heb aanmerking gemaakt
- hebt aanmerking gemaakt
- heeft aanmerking gemaakt
- hebben aanmerking gemaakt
- hebben aanmerking gemaakt
- hebben aanmerking gemaakt
v.v.t.
- had aanmerking gemaakt
- had aanmerking gemaakt
- had aanmerking gemaakt
- hadden aanmerking gemaakt
- hadden aanmerking gemaakt
- hadden aanmerking gemaakt
o.t.t.t.
- zal aanmerking maken
- zult aanmerking maken
- zal aanmerking maken
- zullen aanmerking maken
- zullen aanmerking maken
- zullen aanmerking maken
o.v.t.t.
- zou aanmerking maken
- zou aanmerking maken
- zou aanmerking maken
- zouden aanmerking maken
- zouden aanmerking maken
- zouden aanmerking maken
diversen
- maak aanmerking!
- maakt aanmerking!
- aanmerking gemaakt
- aanmerking merkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor aanmerking maken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
beanstanden | aanmerking maken | afkeuren; afkraken; bediscussiëren; bepraten; bespreken; bezwaar aantekenen; bezwaar maken; bezwaren; doorpraten; doorspreken; een klacht indienen; eisen; hekelen; katten; klagen; kraken; kritiseren; ongeschikt verklaren; praten over; reclameren; vitten; zeuren; zich beklagen; zijn beklag indienen |