Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aaneengesloten (Nederlands) in het Duits

aaneengesloten:

aaneengesloten bijvoeglijk naamwoord

  1. aaneengesloten (een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd)
    verbunden; angeschlossen; zusammenhängend; aneinandergereiht; eine Einheit formend
  2. aaneengesloten (aaneengeregen)
    aneinandergereiht
  3. aaneengesloten (onophoudelijk; ononderbroken; voortdurend; )
    kontinuierlich; ununterbrochen; anhaltend; andauernd; unablässig; fortwährend; fortgesetzt; unaufhörlich
  4. aaneengesloten
    verbunden

Vertaal Matrix voor aaneengesloten:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verbunden aaneengesloten; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd gerelateerd; in verband met; verbindend; verwant
zusammenhängend aaneengesloten; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd coherent; eendrachtig; eensgezind; harmonieus; saamhorig; samenhangend
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
andauernd aaneengesloten; aanhoudend; continu; continue; doorlopend; onafgebroken; ononderbroken; onophoudelijk; voortdurend aanhoudend; aldoor; almaar; altijddurend; blijvend; constant; continue; de hele tijd; doorlopend; eeuwig; gedurig; hardnekkig; onafgebroken; onafgelaten; ononderbroken; onophoudelijk; onvermoeibaar; steeds; telkens; voortdurend
aneinandergereiht aaneengeregen; aaneengesloten; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd
angeschlossen aaneengesloten; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd aangesloten; eendrachtig; eensgezind; geboeid; geketend; harmonieus; saamhorig
anhaltend aaneengesloten; aanhoudend; continu; continue; doorlopend; onafgebroken; ononderbroken; onophoudelijk; voortdurend aanhoudend; aldoor; almaar; altijddurend; blijvend; constant; continue; de hele tijd; doorlopend; eeuwig; gedurig; hardnekkig; onafgebroken; onafgelaten; ononderbroken; onophoudelijk; onvermoeibaar; steeds; telkens; voortdurend
eine Einheit formend aaneengesloten; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd
fortgesetzt aaneengesloten; aanhoudend; continu; continue; doorlopend; onafgebroken; ononderbroken; onophoudelijk; voortdurend aanhoudend; altijddurend; constant; continue; doorlopend; eeuwig; hardnekkig; onafgebroken; onafgelaten; ononderbroken; onophoudelijk; voortdurend; voortgezet
fortwährend aaneengesloten; aanhoudend; continu; continue; doorlopend; onafgebroken; ononderbroken; onophoudelijk; voortdurend aanhoudend; aldoor; almaar; altijd; altijddurend; blijvend; constant; continu; continue; de hele tijd; doorgaand; doorlopend; eeuwig; gedurig; gelijkmatig; gestaag; hardnekkig; immer; onafgebroken; onafgelaten; ononderbroken; onophoudelijk; onvermoeibaar; permanent; steeds; telkens; voortdurend
kontinuierlich aaneengesloten; aanhoudend; continu; continue; doorlopend; onafgebroken; ononderbroken; onophoudelijk; voortdurend aanhoudend; altijddurend; blijvend; constant; continue; de hele tijd; doorgaand; doorlopend; eeuwig; hardnekkig; onafgebroken; onafgelaten; ononderbroken; onophoudelijk; onvermoeibaar; voortdurend
unablässig aaneengesloten; aanhoudend; continu; continue; doorlopend; onafgebroken; ononderbroken; onophoudelijk; voortdurend aanhoudend; altijddurend; blijvend; constant; continue; doorlopend; eeuwig; onafgebroken; onafgelaten; ononderbroken; onophoudelijk; onverdroten; onvermoeibaar; onvermoeid; voortdurend
unaufhörlich aaneengesloten; aanhoudend; continu; continue; doorlopend; onafgebroken; ononderbroken; onophoudelijk; voortdurend aanhoudend; altijddurend; blijvend; constant; continue; doorlopend; eeuwig; onafgebroken; onafgelaten; ononderbroken; onophoudelijk; voortdurend
ununterbrochen aaneengesloten; aanhoudend; continu; continue; doorlopend; onafgebroken; ononderbroken; onophoudelijk; voortdurend aanhoudend; aldoor; almaar; altijddurend; blijvend; constant; continue; de hele tijd; doorlopend; eeuwig; gedurig; gelijkmatig; gestaag; onafgebroken; onafgelaten; ononderbroken; onophoudelijk; onvermoeibaar; steeds; telkens; voortdurend; zonder onderbreking

aaneengesloten vorm van aaneensluiten:

aaneensluiten werkwoord (sluit aaneen, sloot aaneen, sloten aaneen, aaneengesloten)

  1. aaneensluiten (klieken)
    zusammenschließen; koppeln
    • zusammenschließen werkwoord (schließe zusammen, schließt zusammen, schloß zusammen, schloßt zusammen, zusammengeschlossen)
    • koppeln werkwoord (koppele, koppelst, koppelt, koppelte, koppeltet, gekoppelt)

Conjugations for aaneensluiten:

o.t.t.
  1. sluit aaneen
  2. sluit aaneen
  3. sluit aaneen
  4. sluiten aaneen
  5. sluiten aaneen
  6. sluiten aaneen
o.v.t.
  1. sloot aaneen
  2. sloot aaneen
  3. sloot aaneen
  4. sloten aaneen
  5. sloten aaneen
  6. sloten aaneen
v.t.t.
  1. heb aaneengesloten
  2. hebt aaneengesloten
  3. heeft aaneengesloten
  4. hebben aaneengesloten
  5. hebben aaneengesloten
  6. hebben aaneengesloten
v.v.t.
  1. had aaneengesloten
  2. had aaneengesloten
  3. had aaneengesloten
  4. hadden aaneengesloten
  5. hadden aaneengesloten
  6. hadden aaneengesloten
o.t.t.t.
  1. zal aaneensluiten
  2. zult aaneensluiten
  3. zal aaneensluiten
  4. zullen aaneensluiten
  5. zullen aaneensluiten
  6. zullen aaneensluiten
o.v.t.t.
  1. zou aaneensluiten
  2. zou aaneensluiten
  3. zou aaneensluiten
  4. zouden aaneensluiten
  5. zouden aaneensluiten
  6. zouden aaneensluiten
diversen
  1. sluit aaneen!
  2. sluit aaneen!
  3. aaneengesloten
  4. aaneensluitende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aaneensluiten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
koppeln aaneensluiten; klieken aanhaken; aankoppelen; bijeen voegen; combineren; een combinatie maken; koppelen; samenkoppelen; samenvoegen; vasthaken; vastkoppelen; verbinden
zusammenschließen aaneensluiten; klieken

Wiktionary: aaneensluiten


Cross Translation:
FromToVia
aaneensluiten einschließen; spannen; klemmen; pressen; zwängen; zusammendrücken; kondensieren; komprimieren serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général).