Nederlands
Uitgebreide vertaling voor aan de zwerf zijn (Nederlands) in het Duits
aan de zwerf zijn:
aan de zwerf zijn werkwoord (ben aan de zwerf, bent aan de zwerf, is aan de zwerf, was aan de zwerf, waren aan de zwerf, aan de zwerf geweest)
-
aan de zwerf zijn (rondzwerven; zwerven)
herumstreunen; umherschweifen; streunen; herumstreifen-
herumstreunen werkwoord (streune herum, streunst herum, streunt herum, streunte herum, streuntet herum, herumgestreunt)
-
umherschweifen werkwoord (schweife umher, schweifst umher, schweift umher, schweifte umher, schweiftet umher, umhergeschweift)
-
herumstreifen werkwoord (streife herum, streifst herum, streift herum, streifte herum, streiftet herum, herumgestreift)
-
Conjugations for aan de zwerf zijn:
o.t.t.
- ben aan de zwerf
- bent aan de zwerf
- is aan de zwerf
- zijn aan de zwerf
- zijn aan de zwerf
- zijn aan de zwerf
o.v.t.
- was aan de zwerf
- was aan de zwerf
- was aan de zwerf
- waren aan de zwerf
- waren aan de zwerf
- waren aan de zwerf
v.t.t.
- ben aan de zwerf geweest
- bent aan de zwerf geweest
- is aan de zwerf geweest
- zijn aan de zwerf geweest
- zijn aan de zwerf geweest
- zijn aan de zwerf geweest
v.v.t.
- was aan de zwerf geweest
- was aan de zwerf geweest
- was aan de zwerf geweest
- waren aan de zwerf geweest
- waren aan de zwerf geweest
- waren aan de zwerf geweest
o.t.t.t.
- zal aan de zwerf zijn
- zult aan de zwerf zijn
- zal aan de zwerf zijn
- zullen aan de zwerf zijn
- zullen aan de zwerf zijn
- zullen aan de zwerf zijn
o.v.t.t.
- zou aan de zwerf zijn
- zou aan de zwerf zijn
- zou aan de zwerf zijn
- zouden aan de zwerf zijn
- zouden aan de zwerf zijn
- zouden aan de zwerf zijn
diversen
- aan de zwerf geweest
- aan de zwerf zijnde
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze