Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. Spaans:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor Spaans (Nederlands) in het Duits

Spaans:

Spaans bijvoeglijk naamwoord

  1. Spaans
    spanisch

Spaans [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het Spaans
    Spanisch
    • Spanisch [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Spaans:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Spanisch Spaans
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
spanisch Spaans spaans

Verwante woorden van "Spaans":

  • Spaanse

Wiktionary: Spaans

Spaans
noun
  1. een taal die oorspronkelijk werd gesproken in (het centrale deel van) Spanje, maar nu ook in alle Zuid- en Midden-Amerikaanse landen, met uitzondering van Brazilië en de Guyana's
adjective
  1. met betrekking tot Spanje of het Spaans
Spaans
noun
  1. romanische Sprache, die in Spanien und großen Teilen Nordamerika, Südamerika und Mittelamerikas gesprochen wird
adjective
  1. zu Spanien gehörig, aus Spanien kommend
  2. zum Volk der Spanier gehörig, in der Art und Weise der Spanier
  3. nicht steigerbar: zur Sprache Spanisch gehörig

Cross Translation:
FromToVia
Spaans Spanische Partie; Spanische Eröffnung; Spanisch Ruy Lopez — a common chess opening
Spaans spanisch Spanish — of or pertaining to Spain
Spaans Spanisch Spanish — Romance language of Spain and the Americas
Spaans Spanisch; spanische Sprache espagnol — linguistique|nocat=1 Une des langues officielles de l’Espagne et de nombreux pays du continent américain.
Spaans spanisch espagnol — Relatif à l’Espagne