Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. zwabber:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zwabber (Nederlands) in het Duits

zwabber:

zwabber [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de zwabber
    der Schwabber; der Makel; der Fleck; der Flecken; der Mop; der Klecks; der Ausstrich; der Tüpfel; der Liederjan
    • Schwabber [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Makel [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Fleck [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Flecken [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Mop [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Klecks [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Ausstrich [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Tüpfel [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Liederjan [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor zwabber:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ausstrich zwabber doorhaling; schrapping; uitstrijkje
Fleck zwabber bon; coupon; moesje; nop; smet; spat; spatje; stip; stipje; stippel; uitstrijkje; vlek; vlekje; vuile plek
Flecken zwabber buurtschap; dorp; smet; uitstrijkje; vlek; vlekken; vuile plek
Klecks zwabber kledder; klodder; klont; klonter; kwak; lik; moesje; nop; smet; spat; spatje; spatter; stip; stipje; stippel; uitstrijkje; vlek; vlekje; vuile plek
Liederjan zwabber
Makel zwabber
Mop zwabber
Schwabber zwabber zwabbers
Tüpfel zwabber spat; spatter; spikkel

Verwante woorden van "zwabber":

  • zwabberen, zwabbers, zwabbertje, zwabbertjes

Wiktionary: zwabber


Cross Translation:
FromToVia
zwabber Mopp mop — implement for washing floors
zwabber Wüstling; Schwelger; Schlemmer; Prasser; Possenreißer bambocheur — (vieilli) désuet|fr marionnettiste.