Welk: vertaling Nederlands

Remove Ads

Overzicht

Nederlands naar Duits: Meer gegevens...

welk:
- welche; welches; welcher; was; etwas; eines; eins; es
Wiktionary:
- welk → welcher, welche, welches

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

welk:
- droog; verdord; dor; onbeholpen; onhandig; sukkelig; slungelig; krukkig; stuntelig; stumperig; schutterig; bleek; pips; verschoten; flets; flauw; kleurloos
Wiktionary:
- welk → verdord, verlept, afgelopen, laatstleden, verleden, verschenen, vervlogen, voorbij

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor welk (Nederlands) in het Duits

welk:

welk bijvoeglijk naamwoord

welk
welche
- welche bijvoeglijk naamwoord
welk (hetwelk; welke)
welches; welcher
- welches bijvoeglijk naamwoord
- welcher bijvoeglijk naamwoord
welk (hetgeen; welke)
was; etwas; eines; eins; es
- was
- etwas
- eines
- eins
- es

Vertaal Matrix voor welk:

Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
eines	hetgeen; welk; welke	degene; die; diegene; iets; wat
eins	hetgeen; welk; welke
es	hetgeen; welk; welke	het
etwas	hetgeen; welk; welke	'n beetje; enig; iets; wat
was	hetgeen; welk; welke	iets; wat
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
eines		een; eentje
eins		een; eentje
etwas		een paar; enige; enkele; sommige; wat; zoiets
welche	welk
welcher	hetwelk; welk; welke
welches	hetwelk; welk; welke

Verwante woorden van "welk":

welke

Verwante definities voor "welk":

je vraagt naar precieze gegevens¹
- welke rivier is dat?¹

Wiktionary: welk

welk

-
- welk → welcher

Cross Translation:

From	To	Via
• welk	→ welcher; welche; welches	↔ which — (interrogative) what, of those mentioned or implied
• welk	→ welcher; welche; welches	↔ which — (interrogative) what one or ones
• welk	→ welcher; welche; welches	↔ which — (relative) the one(s) that

Duits

Uitgebreide vertaling voor welk (Duits) in het Nederlands

welk:

welk bijvoeglijk naamwoord

welk (vertrocknet; trocken; dürr; karg; öde; fruchtlos; unfruchtbar)
droog; verdord; dor
- droog bijvoeglijk naamwoord
- verdord bijvoeglijk naamwoord
- dor bijvoeglijk naamwoord
welk (unhandlich; stümperhaft; unbehaglich; weich; lustlos; hinfällig; ungeschickt; kraftlos; umbequem; grob; lasch; lästig; schwerfällig; flau; schwächlich; tapsig; grobschlächtig; dünn; lahm; entspannt; eckig; schlapp; hilflos; schlaff; krankhaft; kantig; ungelenk; unbeholfen; schlacksig; ungehobelt; abgespannt; gebrechlich; bäuerisch; mißlich; flegelhaft; wässerig; kränklich; tölpelhaft; täppisch; taktlos; ungeschlacht; stelzbeinig; tapprig)
onbeholpen; onhandig; sukkelig; slungelig; krukkig; stuntelig; stumperig; schutterig
- onbeholpen bijvoeglijk naamwoord
- onhandig bijvoeglijk naamwoord
- sukkelig bijvoeglijk naamwoord
- slungelig bijvoeglijk naamwoord
- krukkig bijvoeglijk naamwoord
- stuntelig bijvoeglijk naamwoord
- stumperig bijvoeglijk naamwoord
- schutterig bijvoeglijk naamwoord
welk (blaß; bleich; fahl; abgespannt)
bleek; pips
- bleek bijvoeglijk naamwoord
- pips bijvoeglijk naamwoord
welk (fahl; verschossen; schal; verschlissen; farblos; falb; glanzlos; matt; ausgebleicht)
verschoten; bleek; flets; flauw
- verschoten bijvoeglijk naamwoord
- bleek bijvoeglijk naamwoord
- flets bijvoeglijk naamwoord
- flauw bijvoeglijk naamwoord
welk (blaß; matt; fahl; verwaschen; glanzlos)
bleek; flets; kleurloos
- bleek bijvoeglijk naamwoord
- flets bijvoeglijk naamwoord
- kleurloos bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor welk:

Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bleek	abgespannt; ausgebleicht; blaß; bleich; fahl; falb; farblos; glanzlos; matt; schal; verschlissen; verschossen; verwaschen; welk	blaß; bleich; farblos; ungefärbt; weiß
dor	dürr; fruchtlos; karg; trocken; unfruchtbar; vertrocknet; welk; öde	dürr; karg; kärglich; schal; schofel; schäbig; trocken; unfruchtbar; öde
droog	dürr; fruchtlos; karg; trocken; unfruchtbar; vertrocknet; welk; öde	dürr; karg; knapp; kärglich; mager; trocken
flauw	ausgebleicht; fahl; falb; farblos; glanzlos; matt; schal; verschlissen; verschossen; welk	albern; diesig; dunkel; dunstig; fade; fahl; finster; flau; geschmacklos; lustlos; mehlig; neblig; ohne Geschmack; ohne Salz; salzlos; schal; schattenhaft; schlapp; schwach; trüb; trübe; unbestimmt; vage; verschwommen
flets	ausgebleicht; blaß; fahl; falb; farblos; glanzlos; matt; schal; verschlissen; verschossen; verwaschen; welk	beschlagen; bleich; blind; dumpfig; farblos; flau; glanzlos; grau; hohl; matt; nicht hell; schlaff; schlapp; schwach; stumpf
kleurloos	blaß; fahl; glanzlos; matt; verwaschen; welk	farblos; ungefärbt
krukkig	abgespannt; bäuerisch; dünn; eckig; entspannt; flau; flegelhaft; gebrechlich; grob; grobschlächtig; hilflos; hinfällig; kantig; kraftlos; krankhaft; kränklich; lahm; lasch; lustlos; lästig; mißlich; schlacksig; schlaff; schlapp; schwerfällig; schwächlich; stelzbeinig; stümperhaft; taktlos; tapprig; tapsig; täppisch; tölpelhaft; umbequem; unbehaglich; unbeholfen; ungehobelt; ungelenk; ungeschickt; ungeschlacht; unhandlich; weich; welk; wässerig
onbeholpen	abgespannt; bäuerisch; dünn; eckig; entspannt; flau; flegelhaft; gebrechlich; grob; grobschlächtig; hilflos; hinfällig; kantig; kraftlos; krankhaft; kränklich; lahm; lasch; lustlos; lästig; mißlich; schlacksig; schlaff; schlapp; schwerfällig; schwächlich; stelzbeinig; stümperhaft; taktlos; tapprig; tapsig; täppisch; tölpelhaft; umbequem; unbehaglich; unbeholfen; ungehobelt; ungelenk; ungeschickt; ungeschlacht; unhandlich; weich; welk; wässerig	hilflos; schlacksig; stümperhaft; tölpelhaft; unbeholfen; ungehobelt; ungelenk; ungeschickt; ungeschliffen
onhandig	abgespannt; bäuerisch; dünn; eckig; entspannt; flau; flegelhaft; gebrechlich; grob; grobschlächtig; hilflos; hinfällig; kantig; kraftlos; krankhaft; kränklich; lahm; lasch; lustlos; lästig; mißlich; schlacksig; schlaff; schlapp; schwerfällig; schwächlich; stelzbeinig; stümperhaft; taktlos; tapprig; tapsig; täppisch; tölpelhaft; umbequem; unbehaglich; unbeholfen; ungehobelt; ungelenk; ungeschickt; ungeschlacht; unhandlich; weich; welk; wässerig	hilflos; schlacksig; stümperhaft; tölpelhaft; unbeholfen; ungehobelt; ungelenk; ungeschickt; ungeschliffen
pips	abgespannt; blaß; bleich; fahl; welk	abgespannt; gebrechlich; hilflos; hinfällig; kraftlos; kränklich; lahm; lustlos; matt; schlaff; schlapp; schwach; schwächlich
schutterig	abgespannt; bäuerisch; dünn; eckig; entspannt; flau; flegelhaft; gebrechlich; grob; grobschlächtig; hilflos; hinfällig; kantig; kraftlos; krankhaft; kränklich; lahm; lasch; lustlos; lästig; mißlich; schlacksig; schlaff; schlapp; schwerfällig; schwächlich; stelzbeinig; stümperhaft; taktlos; tapprig; tapsig; täppisch; tölpelhaft; umbequem; unbehaglich; unbeholfen; ungehobelt; ungelenk; ungeschickt; ungeschlacht; unhandlich; weich; welk; wässerig	hilflos; schlacksig; stümperhaft; tölpelhaft; unbeholfen; ungehobelt; ungelenk; ungeschickt; ungeschliffen
slungelig	abgespannt; bäuerisch; dünn; eckig; entspannt; flau; flegelhaft; gebrechlich; grob; grobschlächtig; hilflos; hinfällig; kantig; kraftlos; krankhaft; kränklich; lahm; lasch; lustlos; lästig; mißlich; schlacksig; schlaff; schlapp; schwerfällig; schwächlich; stelzbeinig; stümperhaft; taktlos; tapprig; tapsig; täppisch; tölpelhaft; umbequem; unbehaglich; unbeholfen; ungehobelt; ungelenk; ungeschickt; ungeschlacht; unhandlich; weich; welk; wässerig	schlacksig; tölpelhaft; unbeholfen; ungeschickt
stumperig	abgespannt; bäuerisch; dünn; eckig; entspannt; flau; flegelhaft; gebrechlich; grob; grobschlächtig; hilflos; hinfällig; kantig; kraftlos; krankhaft; kränklich; lahm; lasch; lustlos; lästig; mißlich; schlacksig; schlaff; schlapp; schwerfällig; schwächlich; stelzbeinig; stümperhaft; taktlos; tapprig; tapsig; täppisch; tölpelhaft; umbequem; unbehaglich; unbeholfen; ungehobelt; ungelenk; ungeschickt; ungeschlacht; unhandlich; weich; welk; wässerig	hilflos; schlacksig; stümperhaft; tölpelhaft; unbeholfen; ungehobelt; ungelenk; ungeschickt; ungeschliffen
stuntelig	abgespannt; bäuerisch; dünn; eckig; entspannt; flau; flegelhaft; gebrechlich; grob; grobschlächtig; hilflos; hinfällig; kantig; kraftlos; krankhaft; kränklich; lahm; lasch; lustlos; lästig; mißlich; schlacksig; schlaff; schlapp; schwerfällig; schwächlich; stelzbeinig; stümperhaft; taktlos; tapprig; tapsig; täppisch; tölpelhaft; umbequem; unbehaglich; unbeholfen; ungehobelt; ungelenk; ungeschickt; ungeschlacht; unhandlich; weich; welk; wässerig	hilflos; schlacksig; stümperhaft; tölpelhaft; unbeholfen; ungehobelt; ungelenk; ungeschickt; ungeschliffen
sukkelig	abgespannt; bäuerisch; dünn; eckig; entspannt; flau; flegelhaft; gebrechlich; grob; grobschlächtig; hilflos; hinfällig; kantig; kraftlos; krankhaft; kränklich; lahm; lasch; lustlos; lästig; mißlich; schlacksig; schlaff; schlapp; schwerfällig; schwächlich; stelzbeinig; stümperhaft; taktlos; tapprig; tapsig; täppisch; tölpelhaft; umbequem; unbehaglich; unbeholfen; ungehobelt; ungelenk; ungeschickt; ungeschlacht; unhandlich; weich; welk; wässerig
verdord	dürr; fruchtlos; karg; trocken; unfruchtbar; vertrocknet; welk; öde	verdorrt; verwelkt
verschoten	ausgebleicht; fahl; falb; farblos; glanzlos; matt; schal; verschlissen; verschossen; welk

Synoniemen voor "welk":

verblüht; verdorrt; vertrocknet

Wiktionary: welk

Cross Translation:

From	To	Via
• welk	→ verdord; verlept; afgelopen; laatstleden; verleden; verschenen; vervlogen; voorbij	↔ passé — Qui est périmé.

¹Muiswerk Woordenboek

Remove Ads

Nederlandse en Duitse zoekresultaten voor: welk

Uitgebreide vertaling voor welk (Nederlands) in het Duits

welk:

welk bijvoeglijk naamwoord

welk

welk (hetwelk; welke)

welk (hetgeen; welke)

Vertaal Matrix voor welk:

Verwante woorden van "welk":

Verwante definities voor "welk":

Wiktionary: welk

Uitgebreide vertaling voor welk (Duits) in het Nederlands

welk:

welk bijvoeglijk naamwoord

welk (vertrocknet; trocken; dürr; karg; öde; fruchtlos; unfruchtbar)

welk (blaß; bleich; fahl; abgespannt)

welk (fahl; verschossen; schal; verschlissen; farblos; falb; glanzlos; matt; ausgebleicht)

welk (blaß; matt; fahl; verwaschen; glanzlos)

Vertaal Matrix voor welk:

Synoniemen voor "welk":

Wiktionary: welk