Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
-
telen:
- Anbau; Fortpflanzung; Züchten; Züchtung; Anbauten; Anbauen; Zucht; Züchte; Fock; Viehzucht; Züchterei; Umbau; Nachbildung; Gezücht; Heranziehung; Wiedergabe; Umbauten
- erzeugen; kultivieren; anbauen; züchten; fortpflanzen; aufziehen; umbauen; treiben; hervorbringen; anpflanzen; aufbauen; umgestalten; ziehen; hegen; heranziehen; zeugen; umwandeln; heranbilden
- tel:
-
Wiktionary:
- telen → ziehen, anbauen
- telen → anbauen, kultivieren
- tel → Augenblick, Moment, Zeitpunkt, Achtung, Verehrung, Wertschätzung, Weile, Inventur
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor telen (Nederlands) in het Duits
telen:
-
telen (kweken; verbouwen)
-
telen (veefokkerij; teelt; fokkerij; voortbrenging; aanfok; voortplanting; fok; verbouw)
die Fortpflanzung; die Fock; die Viehzucht; die Züchterei; die Zucht; der Umbau; die Nachbildung; Gezücht; die Heranziehung; die Wiedergabe; Umbauten; Züchten
-
telen (kweken; fokken; voortbrengen; genereren; verbouwen; procreëren; planten; aankweken; aanplanten; opkweken)
erzeugen; kultivieren; anbauen; züchten; fortpflanzen; aufziehen; umbauen; treiben; hervorbringen; anpflanzen; aufbauen; umgestalten; ziehen; hegen; heranziehen; zeugen; umwandeln; heranbilden-
hervorbringen werkwoord (bringe hervor, bringst hervor, bringt hervor, brachte hervor, brachtet hervor, hervorgebracht)
-
umgestalten werkwoord (gestalte um, gestaltest um, gestaltet um, gestaltete um, gestaltetet um, umgestaltet)
-
heranbilden werkwoord (bilde heran, bildst heran, bildet heran, bildete heran, bildetet heran, herangebildet)
Conjugations for telen:
o.t.t.
- teel
- teelt
- teelt
- telen
- telen
- telen
o.v.t.
- teelde
- teelde
- teelde
- teelden
- teelden
- teelden
v.t.t.
- heb geteeld
- hebt geteeld
- heeft geteeld
- hebben geteeld
- hebben geteeld
- hebben geteeld
v.v.t.
- had geteeld
- had geteeld
- had geteeld
- hadden geteeld
- hadden geteeld
- hadden geteeld
o.t.t.t.
- zal telen
- zult telen
- zal telen
- zullen telen
- zullen telen
- zullen telen
o.v.t.t.
- zou telen
- zou telen
- zou telen
- zouden telen
- zouden telen
- zouden telen
en verder
- ben geteeld
- bent geteeld
- is geteeld
- zijn geteeld
- zijn geteeld
- zijn geteeld
diversen
- teel!
- teelt!
- geteeld
- telend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor telen:
Verwante woorden van "telen":
Wiktionary: telen
telen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• telen | → anbauen; kultivieren | ↔ cultivate — grow plants, notably crops |
• telen | → kultivieren | ↔ cultiver — travailler une terre pour la rendre plus fertile et pour améliorer ses productions. |
tel:
Vertaal Matrix voor tel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Abzählen | tel; tellen | afpassen; natellen |
Augenblick | minuutje; moment; ogenblik; oogwenk; seconde; tel | |
Moment | minuutje; moment; ogenblik; oogwenk; seconde; tel | |
Sekunde | minuutje; moment; ogenblik; oogwenk; seconde; tel | |
Zählen | tel; tellen |
Verwante woorden van "tel":
Wiktionary: tel
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• tel | → Augenblick; Moment; Zeitpunkt | ↔ moment — very brief period of time |
• tel | → Achtung; Verehrung; Wertschätzung | ↔ estime — opinion favorable que l’on avoir de quelqu’un, fonder sur la connaissance de son mérite, de ses bonnes qualités, de ses vertus. |
• tel | → Weile; Augenblick; Moment | ↔ moment — point dans le temps. |
• tel | → Inventur | ↔ recensement — dénombrement ou inventaire de personnes, d’effets, de suffrages, etc. |