Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- opbrengen:
-
Wiktionary:
- opbrengen → lohnen, auszahlen, anwenden, benutzen, brauchen, gebrauchen, verwenden, verwerten, antun, anziehen, auflegen, anlegen, legen, setzen, stecken, stellen, applizieren, verabreichen, auftragen, anbringen, beifügen, geben, schenken, angeben, herreichen, verbringen, zubringen, ausgehen, ausrücken, hinausgehen, erteilen, hervorbringen, erzeugen, tragen, spenden, machen, übergeben, überantworten, anvertrauen, gewähren, gestatten, aufdrängen, aufnötigen, dringen, aufdringen, zwingen, anmuten, andrehen, produzieren, berichten, melden, rapportieren, referieren, annehmen, akzeptieren, entgegennehmen, im Empfang nehmen, aufnehmen, auf sich nehmen, sich gefallen lassen, hinnehmen, eingehen auf, einwilligen in, kleiden, ankleiden, bekleiden, beziehen, überziehen, in Stuck arbeiten
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor opbrengen (Nederlands) in het Duits
opbrengen:
Conjugations for opbrengen:
o.t.t.
- breng op
- brengt op
- brengt op
- brengen op
- brengen op
- brengen op
o.v.t.
- bracht op
- bracht op
- bracht op
- brachten op
- brachten op
- brachten op
v.t.t.
- heb opgebracht
- hebt opgebracht
- heeft opgebracht
- hebben opgebracht
- hebben opgebracht
- hebben opgebracht
v.v.t.
- had opgebracht
- had opgebracht
- had opgebracht
- hadden opgebracht
- hadden opgebracht
- hadden opgebracht
o.t.t.t.
- zal opbrengen
- zult opbrengen
- zal opbrengen
- zullen opbrengen
- zullen opbrengen
- zullen opbrengen
o.v.t.t.
- zou opbrengen
- zou opbrengen
- zou opbrengen
- zouden opbrengen
- zouden opbrengen
- zouden opbrengen
en verder
- ben opgebraht
- bent opgebracht
- is opgebracht
- zijn opgebracht
- zijn opgebracht
- zijn opgebracht
diversen
- breng op!
- brengt op!
- opgebracht
- opbrengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor opbrengen:
Wiktionary: opbrengen
Cross Translation: