Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- kuchen:
- kuch:
- Wiktionary:
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor kuchen (Nederlands) in het Duits
kuchen:
-
kuchen (kort en droog hoesten)
Conjugations for kuchen:
o.t.t.
- kuch
- kucht
- kucht
- kuchen
- kuchen
- kuchen
o.v.t.
- kuchte
- kuchte
- kuchte
- kuchten
- kuchten
- kuchten
v.t.t.
- heb gekucht
- hebt gekucht
- heeft gekucht
- hebben gekucht
- hebben gekucht
- hebben gekucht
v.v.t.
- had gekucht
- had gekucht
- had gekucht
- hadden gekucht
- hadden gekucht
- hadden gekucht
o.t.t.t.
- zal kuchen
- zult kuchen
- zal kuchen
- zullen kuchen
- zullen kuchen
- zullen kuchen
o.v.t.t.
- zou kuchen
- zou kuchen
- zou kuchen
- zouden kuchen
- zouden kuchen
- zouden kuchen
diversen
- kuch!
- kucht!
- gekucht
- kuchend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor kuchen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
kurz unf trocken husten | kort en droog hoesten; kuchen |
Verwante woorden van "kuchen":
kuchen vorm van kuch:
-
de kuch (gekuch)
Vertaal Matrix voor kuch:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Gehüstel | gekuch; kuch | |
Hüsteln | gekuch; kuch |
Verwante woorden van "kuch":
Duits
Uitgebreide vertaling voor kuchen (Duits) in het Nederlands
Kuchen:
Vertaal Matrix voor Kuchen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
biscuit | Biskuit; Gebäck; Keks; Kuchen; Zwieback | |
biscuitje | Biskuit; Gebäck; Keks; Kuchen; Zwieback | |
biskwietje | Biskuit; Gebäck; Keks; Kuchen | |
cake | Gugelhupf; Kuchen; Napfkuchen; Topfkuchen | |
gebak | Gebäck; Kuchen | |
gebakje | Gebäck; Kuchen; Törtchen | |
kaakje | Biskuit; Gebäck; Keks; Kuchen; Zwieback | |
kleine kaak | Biskuit; Gebäck; Keks; Kuchen | |
koek | Biskuit; Gebäck; Keks; Kuchen; Zwieback | |
koeken | Kuchen | |
koekje | Biskuit; Gebäck; Keks; Kuchen; Zwieback | |
korstgebak | Kuchen; Torte; Törtchen | |
oud mens | Kuchen; Torte; Törtchen; alter Mensch | |
taart | Gebäck; Kuchen; Torte; Törtchen; alter Mensch | |
taartje | Gebäck; Kuchen; Törtchen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
koeken | pappen |
Synoniemen voor "Kuchen":
Wiktionary: Kuchen
Kuchen
Cross Translation:
noun
Kuchen
-
ein süßes Gebäck; aus backen Teig bestehendes Nahrungsmittel beziehungsweise Genussmittel
- Kuchen → taart
noun
-
voeding|nld een baksel uit de oven met als belangrijkste ingrediënt deeg. Er zijn veel varianten, bijvoorbeeld met chocola, rozijnen of glazuur
-
cirkelvormig gebak
-
cirkelvormig gebak met opstaande rand, die normaliter opgevuld wordt met vruchten. Vlaai staat vooral bekend als locale lekkernij in de provincie Limburg
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Kuchen | → gebak; cake; taart | ↔ cake — a sweet dessert |
• Kuchen | → taart | ↔ gateau — rich, iced cake |
• Kuchen | → cake; koek | ↔ gâteau — Pâtisserie |