Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
-
druk:
- geschäftig; lustig; gedrängt; heiter; geräuschvoll; lebendig; fleißig; gesellig; emsig; lebhaft; munter; eifrig; üppig; flott; vergnüglich; quick; fröhlich; existent; freudvoll; frisch; angeheitert; freudig; beschäftigt; aktiv; ausgelassen; keck; angeregt; wohlgemut
- Druck; Pression; Zwang; Auflage; Spannung; Auflegung; Last; Finanzielle Last
- drukken:
-
Wiktionary:
- druk → Druck, Last, Auflage
- druk → Kummer, bedrücken, Auflage, Druck, aufgeweckt, flink, frisch, gewandt, hurtig, munter, wach, aktiv, tätig, geschäftig, unternehmend, werktätig, berufstätig, arbeitend, rührig, emsig, wirksam, zum Besitztum gehörend, zu den Aktiva gehörend, Aktiv-, agil, rege, besorgt, unruhig, heftig, veränderlich, beweglich, mobil, Drang, Drücken, Pressen
- drukken → drücken
- drukken → prägen, drücken, drucken, quetschen, pressen, zwängen, bedrucken, veröffentlichen, drängen, pressieren, beklemmen, bedrücken, andringen, beharren auf, trotzen, beeilen, beschleunigen, fördern, befördern, schneller machen, akzelerieren, einschließen, spannen, klemmen, zusammendrücken, kondensieren, komprimieren
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor druk (Nederlands) in het Duits
druk:
-
druk (drukbezet; bezet)
geschäftig; lustig; gedrängt; heiter; geräuschvoll; lebendig; fleißig; gesellig; emsig; lebhaft; munter; eifrig; üppig; flott; vergnüglich; quick; fröhlich; existent; freudvoll; frisch; angeheitert; freudig-
geschäftig bijvoeglijk naamwoord
-
lustig bijvoeglijk naamwoord
-
gedrängt bijvoeglijk naamwoord
-
heiter bijvoeglijk naamwoord
-
geräuschvoll bijvoeglijk naamwoord
-
lebendig bijvoeglijk naamwoord
-
fleißig bijvoeglijk naamwoord
-
gesellig bijvoeglijk naamwoord
-
emsig bijvoeglijk naamwoord
-
lebhaft bijvoeglijk naamwoord
-
munter bijvoeglijk naamwoord
-
eifrig bijvoeglijk naamwoord
-
üppig bijvoeglijk naamwoord
-
flott bijvoeglijk naamwoord
-
vergnüglich bijvoeglijk naamwoord
-
quick bijvoeglijk naamwoord
-
fröhlich bijvoeglijk naamwoord
-
existent bijvoeglijk naamwoord
-
freudvoll bijvoeglijk naamwoord
-
frisch bijvoeglijk naamwoord
-
angeheitert bijvoeglijk naamwoord
-
freudig bijvoeglijk naamwoord
-
-
druk (bedrijvig; actief; bezig)
beschäftigt; aktiv; geschäftig; fleißig; emsig; eifrig-
beschäftigt bijvoeglijk naamwoord
-
aktiv bijvoeglijk naamwoord
-
geschäftig bijvoeglijk naamwoord
-
fleißig bijvoeglijk naamwoord
-
emsig bijvoeglijk naamwoord
-
eifrig bijvoeglijk naamwoord
-
-
druk (drukpratend; geanimeerd)
fröhlich; lebendig; lustig; ausgelassen; emsig; heiter; gesellig; keck; lebhaft; angeregt; vergnüglich; munter; eifrig; quick; wohlgemut-
fröhlich bijvoeglijk naamwoord
-
lebendig bijvoeglijk naamwoord
-
lustig bijvoeglijk naamwoord
-
ausgelassen bijvoeglijk naamwoord
-
emsig bijvoeglijk naamwoord
-
heiter bijvoeglijk naamwoord
-
gesellig bijvoeglijk naamwoord
-
keck bijvoeglijk naamwoord
-
lebhaft bijvoeglijk naamwoord
-
angeregt bijvoeglijk naamwoord
-
vergnüglich bijvoeglijk naamwoord
-
munter bijvoeglijk naamwoord
-
eifrig bijvoeglijk naamwoord
-
quick bijvoeglijk naamwoord
-
wohlgemut bijvoeglijk naamwoord
-
-
de druk (pressie; dwang)
-
de druk (oplage; uitgave)
-
de druk (financiële last)
die Finanzielle Last
Vertaal Matrix voor druk:
Verwante woorden van "druk":
Synoniemen voor "druk":
Antoniemen van "druk":
Verwante definities voor "druk":
Wiktionary: druk
druk
Cross Translation:
noun
druk
-
pressie, kracht die over een oppervlakte uitgeoefend wordt
- druk → Druck
noun
-
psychischer Druck, beschwerlicher Umstand
-
kein Plural: psychische (Stress) oder physische Belastung in beziehungsweise vor Leistungssituationen
-
Physik, nur Plural 1: Kraft pro Fläche
-
Verlagswesen: Gesamtzahl der gleichzeitig hergestellten Vervielfältigungsstücke, wie Bücher, Zeitungen oder Zeitschriften
Cross Translation:
drukken:
-
drukken (knellen)
Conjugations for drukken:
o.t.t.
- druk
- drukt
- drukt
- drukken
- drukken
- drukken
o.v.t.
- drukte
- drukte
- drukte
- drukten
- drukten
- drukten
v.t.t.
- heb gedrukt
- hebt gedrukt
- heeft gedrukt
- hebben gedrukt
- hebben gedrukt
- hebben gedrukt
v.v.t.
- had gedrukt
- had gedrukt
- had gedrukt
- hadden gedrukt
- hadden gedrukt
- hadden gedrukt
o.t.t.t.
- zal drukken
- zult drukken
- zal drukken
- zullen drukken
- zullen drukken
- zullen drukken
o.v.t.t.
- zou drukken
- zou drukken
- zou drukken
- zouden drukken
- zouden drukken
- zouden drukken
diversen
- druk!
- drukt!
- gedrukt
- drukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het drukken (afdrukken)
Vertaal Matrix voor drukken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Auflage | afdrukken; drukken | band; boekdeel; boordsel; bordgarneersel; deel; druk; galon; geluidsniveau; omzoming; oplage; oplegsel; passement; uitgave; volume |
Druck | afdrukken; drukken | band; behoeftigheid; bloeddruk; boekdeel; deel; druk; drukking; dwang; nood; noodwendigheid; oplage; pressie; tensie; uitgave; volume |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
drücken | drukken; knellen | duwen; knellen; met iemand worstelen; persen; strak zitten; voortduwen; worstelen; zich wringen |
knellen | drukken; knellen | |
quetschen | drukken; knellen | butsen; een deuk maken in; indeuken; kaatsen; kneuzen; krenken; kwetsen; leegknijpen; persen; uitpersen |
- | poepen |
Verwante woorden van "drukken":
Synoniemen voor "drukken":
Verwante definities voor "drukken":
Wiktionary: drukken
drukken
Cross Translation:
verb
drukken
-
kracht uitoefenen op
- drukken → drücken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• drukken | → drücken | ↔ press — to apply pressure |
• drukken | ↔ print — to copy something on a surface, especially by machine | |
• drukken | → drücken; quetschen; pressen | ↔ squeeze — to apply pressure to from two or more sides at once |
• drukken | → quetschen; zwängen | ↔ squeeze — to fit into a tight place |
• drukken | → drucken; bedrucken; veröffentlichen; prägen | ↔ imprimer — faire ou laisser une empreinte sur quelque chose, y marquer des traits, une figure. |
• drukken | → drängen; pressen; pressieren; beklemmen; drücken; bedrücken; zwängen; andringen; beharren auf; trotzen; beeilen; beschleunigen; fördern; befördern; schneller machen; akzelerieren | ↔ presser — exercer une pression, serrer plus ou moins fort. |
• drukken | → einschließen; spannen; klemmen; pressen; zwängen; zusammendrücken; kondensieren; komprimieren | ↔ serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général). |