Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Duits ->Zoek: verstand

Nederlandse en Duitse zoekresultaten voor: verstand

Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. verstand:
  2. Wiktionary:
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Verstand:
  2. verstehen:
  3. Wiktionary:

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verstand (Nederlands) in het Duits

verstand:

verstand [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het verstand (denkvermogen; geest; vernuft; hersens; brein)
    der Geist; der Verstand; Gehirn; Denkvermögen; Vernunft; der Intellekt
  2. het verstand (bewustzijn; brein; inzicht; rede)
    die Einsicht; Bewußtsein; die Erkenntnis; der Verstand; Erkennen
  3. het verstand (intellect; intelligentie; vernuft; brille; genie)
    die Intelligenz; Genie; der Scharfsinn; der Intellekt
  4. het verstand (intelligentie; hersens; brein)
    der Verstand; Begriffsvermögen; die Klugheit; die Intelligenz; der Intellekt
  5. het verstand (verstandelijk vermogen; geestvermogen; intellect; denkvermogen; rede)
    der Verstand; die Intelligenz; Denkvermögen; Geistesvermögen

Vertaal Matrix voor verstand:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Begriffsvermögen brein; hersens; intelligentie; verstand begrip; begripsvermogen; bevattingsvermogen; conceptie; denkbeeld; notie
Bewußtsein bewustzijn; brein; inzicht; rede; verstand begrip; benul; besef; bewustzijn; conceptie; denkbeeld; notie
Denkvermögen brein; denkvermogen; geest; geestvermogen; hersens; intellect; rede; vernuft; verstand; verstandelijk vermogen
Einsicht bewustzijn; brein; inzicht; rede; verstand begrip; benul; besef; bewustzijn; conceptie; denkbeeld; doorzicht; erkenning; idee; inzicht; mentale voorstelling; notie; toegeving; wijsheid
Erkennen bewustzijn; brein; inzicht; rede; verstand benul; besef; bewustzijn; denkbeeld; kenteken; kijk; mening; merkteken; notie; onderscheidingsteken; oordeel; opinie; opvatting; visie; zienswijze
Erkenntnis bewustzijn; brein; inzicht; rede; verstand begrip; benul; besef; bevinding; bewustzijn; conceptie; dankbaarheid; danken; denkbeeld; doorzicht; erkenning; erkentelijkheid; gnosis; inzicht; kijk; mening; notie; ondervinden; ondervinding; oordeel; opinie; opvatting; toegeving; visie; zienswijze
Gehirn brein; denkvermogen; geest; hersens; vernuft; verstand
Geist brein; denkvermogen; geest; hersens; vernuft; verstand figuur; gedaante; inventiviteit; postuur; vernuft; verschijning; vindingrijkheid
Geistesvermögen denkvermogen; geestvermogen; intellect; rede; verstand; verstandelijk vermogen
Genie brille; genie; intellect; intelligentie; vernuft; verstand aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; geniaal persoon; genialiteit; genie; geniekorps; hoogvlieger; inventiviteit; knobbel; kundigheid; legerafdeling; scherpzinnigheid; talent; vernuft; vindingrijk vernuft; vindingrijkheid
Intellekt brein; brille; denkvermogen; geest; genie; hersens; intellect; intelligentie; vernuft; verstand begrip; begripsvermogen; bevattingsvermogen; conceptie; denkbeeld; notie; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; spitsheid; spitsvondigheid
Intelligenz brein; brille; denkvermogen; geestvermogen; genie; hersens; intellect; intelligentie; rede; vernuft; verstand; verstandelijk vermogen intelligentie; knapheid; pienterheid; schoonheid; schranderheid; slimheid
Klugheit brein; hersens; intelligentie; verstand adremheid; beleid; bij de pinken zijn; bijdehandheid; gevatheid; goochemheid; intelligentie; knapheid; pienterheid; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schoonheid; schranderheid; slimheid; snedigheid; spitsheid; spitsvondigheid; uitgeslapenheid
Scharfsinn brille; genie; intellect; intelligentie; vernuft; verstand bij de pinken zijn; genialiteit; goochemheid; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; spitsheid; spitsvondigheid; uitgeslapenheid; vernuft; vindingrijk vernuft
Vernunft brein; denkvermogen; geest; hersens; vernuft; verstand begrip; conceptie; denkbeeld; notie
Verstand bewustzijn; brein; denkvermogen; geest; geestvermogen; hersens; intellect; intelligentie; inzicht; rede; vernuft; verstand; verstandelijk vermogen begrip; benul; besef; bewustzijn; conceptie; denkbeeld; notie; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; spitsheid; spitsvondigheid
- ratio

Verwante definities voor "verstand":

  1. vermogen om te denken en te begrijpen1
    • dat meisje heeft een goed verstand1

Wiktionary: verstand

verstand
noun
  1. Eigenschaft, logisch und rationell zu denken
  2. Fähigkeit, zu verstehen, zu urteilen und zu denken
Cross Translation:
FromToVia
• verstand → Verstand; Hirn; Grips; Köpfchen ↔ brain — brains: intellect
• verstand → Geist; Verstand ↔ mind — ability for rational thought
• verstand → Kenntnis; Wissen; Wissenschaft; Bewußtsein; Begriff; Bekannter ↔ connaissance — Idée, notion qu’on a de quelque chose, de quelqu’un; le fait de le connaître
• verstand → Geist; Genius ↔ esprit — substance incorporelle et immatérielle.
• verstand → Grund; Vernunft; Verstand; Rationalität; Vernunftgemäßheit ↔ raison — Traductions à trier suivant le sens
• verstand → Klugheit; Weisheit; Vernunft; Verstand ↔ sagesse — prudence, circonspection, sentiment juste des choses.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van verstand



Duits

Uitgebreide vertaling voor verstand (Duits) in het Nederlands

Verstand:

Verstand [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Verstand (Begriff; Erkenntnis; Begriffsvermögen; )
    de conceptie; het begrip; de denkbeeld; de notie
    • conceptie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • begrip [het ~] zelfstandig naamwoord
    • denkbeeld [de ~] zelfstandig naamwoord
    • notie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. der Verstand (Geist; Gehirn; Denkvermögen; Vernunft; Intellekt)
    het verstand; de denkvermogen; de geest; het vernuft; de hersens; het brein
    • verstand [het ~] zelfstandig naamwoord
    • denkvermogen [de ~] zelfstandig naamwoord
    • geest [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • vernuft [het ~] zelfstandig naamwoord
    • hersens [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • brein [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Verstand (Intelligenz; Begriffsvermögen; Klugheit; Intellekt)
    het verstand; de hersens; het brein; de intelligentie
    • verstand [het ~] zelfstandig naamwoord
    • hersens [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • brein [het ~] zelfstandig naamwoord
    • intelligentie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  4. der Verstand (Erkenntnis; Bewußtsein; Begriff; )
    het bewustzijn; het besef; de notie; het benul
    • bewustzijn [het ~] zelfstandig naamwoord
    • besef [het ~] zelfstandig naamwoord
    • notie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • benul [het ~] zelfstandig naamwoord
  5. der Verstand (Intelligenz; Denkvermögen; Geistesvermögen)
    het geestvermogen; het intellect; het verstand; de denkvermogen; de rede; verstandelijk vermogen
  6. der Verstand (Einsicht; Bewußtsein; Erkenntnis; Erkennen)
    het bewustzijn; het brein; het inzicht; het verstand; de rede
    • bewustzijn [het ~] zelfstandig naamwoord
    • brein [het ~] zelfstandig naamwoord
    • inzicht [het ~] zelfstandig naamwoord
    • verstand [het ~] zelfstandig naamwoord
    • rede [de ~] zelfstandig naamwoord
  7. der Verstand (Scharfsinnigkeit; Klugheit; Gewandtheit; )
    de scherpzinnigheid; de spitsvondigheid; de scherpheid; de schranderheid; de spitsheid; de scherpte

Vertaal Matrix voor Verstand:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begrip Ansicht; Auffassung; Begriff; Begriffsvermögen; Bewußtsein; Denkweise; Eindruck; Eindrücke; Eingebung; Einsicht; Erkenntnis; Fassungsvermögen; Gedanke; Gedächtnis; Idee; Intellekt; Meinung; Vernunft; Verstand; Vorstellung Anschauung; Anschauungsweise; Ansicht; Auffassung; Denkweise; Eindruck; Eindrücke; Einsicht; Gedanke; Idee; Meinung; Standpunkt; Vorstellung
benul Begriff; Bewußtsein; Einsicht; Erkennen; Erkenntnis; Verstand; Vorstellung Anschauung; Anschauungsweise; Ansicht; Auffassung; Denkweise; Eindruck; Eindrücke; Einsicht; Gedanke; Idee; Meinung; Standpunkt; Vorstellung
besef Begriff; Bewußtsein; Einsicht; Erkennen; Erkenntnis; Verstand; Vorstellung
bewustzijn Begriff; Bewußtsein; Einsicht; Erkennen; Erkenntnis; Verstand; Vorstellung
brein Begriffsvermögen; Bewußtsein; Denkvermögen; Einsicht; Erkennen; Erkenntnis; Gehirn; Geist; Intellekt; Intelligenz; Klugheit; Vernunft; Verstand
conceptie Ansicht; Auffassung; Begriff; Begriffsvermögen; Bewußtsein; Denkweise; Eindruck; Eindrücke; Eingebung; Einsicht; Erkenntnis; Fassungsvermögen; Gedanke; Gedächtnis; Idee; Intellekt; Meinung; Vernunft; Verstand; Vorstellung
denkbeeld Ansicht; Auffassung; Begriff; Begriffsvermögen; Bewußtsein; Denkweise; Eindruck; Eindrücke; Eingebung; Einsicht; Erkenntnis; Fassungsvermögen; Gedanke; Gedächtnis; Idee; Intellekt; Meinung; Vernunft; Verstand; Vorstellung Anschauung; Anschauungsweise; Ansicht; Ansichtsweise; Auffassung; Begriff; Blickpunkt; Denkweise; Eindruck; Eindrücke; Einfall; Einfälle; Eingebung; Erkennen; Erkenntnis; Erkennung; Gedanke; Gedächtnis; Gesichtspunkt; Idee; Meinung; Sicht; Standpunkt; Vorstellung
denkvermogen Denkvermögen; Gehirn; Geist; Geistesvermögen; Intellekt; Intelligenz; Vernunft; Verstand
geest Denkvermögen; Gehirn; Geist; Intellekt; Vernunft; Verstand Geistererscheinung; Gespenstererscheinung; Sinn; Tenor
geestvermogen Denkvermögen; Geistesvermögen; Intelligenz; Verstand
hersens Begriffsvermögen; Denkvermögen; Gehirn; Geist; Intellekt; Intelligenz; Klugheit; Vernunft; Verstand Gehirnkasten; Kopf; Schädel
intellect Denkvermögen; Geistesvermögen; Intelligenz; Verstand Genie; Intellekt; Intelligenz; Scharfsinn
intelligentie Begriffsvermögen; Intellekt; Intelligenz; Klugheit; Verstand Genie; Intellekt; Intelligenz; Klugheit; Pfiffigkeit; Scharfsinn; Verständnis
inzicht Bewußtsein; Einsicht; Erkennen; Erkenntnis; Verstand Anschauung; Ansicht; Ansichtsweise; Auffassung; Denkweise; Durchsicht; Einsicht; Erkenntnis; Erkennung; Erleuchtung; Gedanke; Hindurchsicht; Scharfsichtigkeit; Schärfe; Verstehen; Verständnis; Vision; Vorstellung
notie Ansicht; Auffassung; Begriff; Begriffsvermögen; Bewußtsein; Denkweise; Eindruck; Eindrücke; Eingebung; Einsicht; Erkennen; Erkenntnis; Fassungsvermögen; Gedanke; Gedächtnis; Idee; Intellekt; Meinung; Vernunft; Verstand; Vorstellung
rede Bewußtsein; Denkvermögen; Einsicht; Erkennen; Erkenntnis; Geistesvermögen; Intelligenz; Verstand Ansprache; Konzert; Lesung; Rede
scherpheid Geriebenheit; Gerissenheit; Geschliffenheit; Gewandtheit; Gewieftheit; Intellekt; Klugheit; Scharfsinn; Scharfsinnigkeit; Schlagfertigkeit; Schlauheit; Schneidigkeit; Spitzfindigkeit; Spürsinn; Verschlagenheit; Verstand Geriebenheit; Gerissenheit; Gewandtheit; Gewieftheit; Gewiegtheit; Schlagfertigkeit; Schneidigkeit; Schärfe; Spitzigkeit; Verschlagenheit
scherpte Geriebenheit; Gerissenheit; Geschliffenheit; Gewandtheit; Gewieftheit; Intellekt; Klugheit; Scharfsinn; Scharfsinnigkeit; Schlagfertigkeit; Schlauheit; Schneidigkeit; Spitzfindigkeit; Spürsinn; Verschlagenheit; Verstand Geriebenheit; Gerissenheit; Gewandtheit; Gewieftheit; Gewiegtheit; Schlagfertigkeit; Schneidigkeit; Schnittkante; Schärfe; Spitzigkeit; Verschlagenheit
scherpzinnigheid Geriebenheit; Gerissenheit; Geschliffenheit; Gewandtheit; Gewieftheit; Intellekt; Klugheit; Scharfsinn; Scharfsinnigkeit; Schlagfertigkeit; Schlauheit; Schneidigkeit; Spitzfindigkeit; Spürsinn; Verschlagenheit; Verstand Ader; Begabtheit; Begabung; Fähigkeit; Gabe; Genialität; Genie; Geschicklichkeit; Händchen; Kapazität; Leistung; Leistungsfähigkeit; Leistungsvermögen; Potential; Talent; Veranlagung
schranderheid Geriebenheit; Gerissenheit; Geschliffenheit; Gewandtheit; Gewieftheit; Intellekt; Klugheit; Scharfsinn; Scharfsinnigkeit; Schlagfertigkeit; Schlauheit; Schneidigkeit; Spitzfindigkeit; Spürsinn; Verschlagenheit; Verstand Intelligenz; Klugheit; Pfiffigkeit; Scharfsichtigkeit; Scharfsinn; Schlagfertigkeit; Schlauheit; Schlauigkeit; Verständnis
spitsheid Geriebenheit; Gerissenheit; Geschliffenheit; Gewandtheit; Gewieftheit; Intellekt; Klugheit; Scharfsinn; Scharfsinnigkeit; Schlagfertigkeit; Schlauheit; Schneidigkeit; Spitzfindigkeit; Spürsinn; Verschlagenheit; Verstand Geriebenheit; Gerissenheit; Gewandtheit; Gewieftheit; Gewiegtheit; Schlagfertigkeit; Schneidigkeit; Schärfe; Spitzigkeit; Verschlagenheit
spitsvondigheid Geriebenheit; Gerissenheit; Geschliffenheit; Gewandtheit; Gewieftheit; Intellekt; Klugheit; Scharfsinn; Scharfsinnigkeit; Schlagfertigkeit; Schlauheit; Schneidigkeit; Spitzfindigkeit; Spürsinn; Verschlagenheit; Verstand Gerissenheit; Gewieftheit; Pfiffigkeit
vernuft Denkvermögen; Gehirn; Geist; Intellekt; Vernunft; Verstand Ader; Begabtheit; Begabung; Erfindungsgabe; Erfindungsgeist; Fähigkeit; Gabe; Geist; Genialität; Genie; Geschicklichkeit; Händchen; Intellekt; Intelligenz; Kapazität; Kreativität; Leistung; Leistungsfähigkeit; Leistungsvermögen; Potential; Schaffenskraft; Scharfsinn; Talent; Veranlagung
verstand Begriffsvermögen; Bewußtsein; Denkvermögen; Einsicht; Erkennen; Erkenntnis; Gehirn; Geist; Geistesvermögen; Intellekt; Intelligenz; Klugheit; Vernunft; Verstand Genie; Intellekt; Intelligenz; Scharfsinn
verstandelijk vermogen Denkvermögen; Geistesvermögen; Intelligenz; Verstand

Synoniemen voor "Verstand":


Wiktionary: Verstand

Verstand
noun
  1. Eigenschaft, logisch und rationell zu denken
  2. Fähigkeit, zu verstehen, zu urteilen und zu denken
Cross Translation:
FromToVia
• Verstand → verstand; intellect ↔ brain — brains: intellect
• Verstand → geest; verstand; psyche; rede; denkvermogen ↔ mind — ability for rational thought
• Verstand → rede ↔ reason — (the capacity of the human mind for) rational thinking
• Verstand → brein; hersenen; hersens ↔ cervelle — anatomie|fr Nom vulgaire du cerveau, surtout chez l’homme.
• Verstand → intelligentie; snuggerheid; geheime afspraak; bevattingsvermogen; knapheid ↔ intelligence — faculté de comprendre, de ne pas se méprendre sur le sens des mots, la nature des choses et la signification des faits.
• Verstand → rede; verstand ↔ raison — Traductions à trier suivant le sens
• Verstand → wijsheid; rede; verstand; gezond verstand ↔ sagesse — prudence, circonspection, sentiment juste des choses.
• Verstand → betekenis; portee; zin; significantie ↔ signification — Ce que signifie une chose ; sens attacher à une chose.

verstehen:

verstehen werkwoord (verstehe, verstehst, versteht, verstand, verstandet, verstanden)

  1. verstehen (begreifen; kapieren; fassen; )
    begrijpen; snappen; inzien; met het verstand vatten
    • begrijpen werkwoord (begrijp, begrijpt, begreep, begrepen, begrepen)
    • snappen werkwoord (snap, snapt, snapte, snapten, gesnapt)
    • inzien werkwoord (zie in, ziet in, zag in, zagen in, ingezien)
  2. verstehen (begreifen; erfassen; kapieren)
    verstaan
    • verstaan werkwoord (versta, verstaat, verstond, verstonden, verstaan)
  3. verstehen (auffassen; begreifen; einsehen)
    begrijpen; opvatten
    • begrijpen werkwoord (begrijp, begrijpt, begreep, begrepen, begrepen)
    • opvatten werkwoord (vat op, vatte op, vatten op, opgevat)
  4. verstehen (durchschauen; einsehen; erkennen; )
    doorzien hebben; inzien
  5. verstehen (begreifen; realisieren; erkennen; )
    realiseren; onderkennen; beseffen; inzien; doorzien
    • realiseren werkwoord (realiseer, realiseert, realiseerde, realiseerden, gerealiseerd)
    • onderkennen werkwoord (onderken, onderkent, onderkende, onderkenden, onderkend)
    • beseffen werkwoord (besef, beseft, besefte, beseften, beseft)
    • inzien werkwoord (zie in, ziet in, zag in, zagen in, ingezien)
    • doorzien werkwoord (doorzie, doorziet, doorzag, doorzagen, doorzien)

Conjugations for verstehen:

Präsens
  1. verstehe
  2. verstehst
  3. versteht
  4. verstehen
  5. versteht
  6. verstehen
Imperfekt
  1. verstand
  2. verstandest
  3. verstand
  4. verstanden
  5. verstandet
  6. verstanden
Perfekt
  1. habe verstanden
  2. hast verstanden
  3. hat verstanden
  4. haben verstanden
  5. habt verstanden
  6. haben verstanden
1. Konjunktiv [1]
  1. verstehe
  2. verstehest
  3. verstehe
  4. verstehen
  5. verstehet
  6. verstehen
2. Konjunktiv
  1. verstände
  2. verständest
  3. verstände
  4. verständen
  5. verständet
  6. verständen
Futur 1
  1. werde verstehen
  2. wirst verstehen
  3. wird verstehen
  4. werden verstehen
  5. werdet verstehen
  6. werden verstehen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde verstehen
  2. würdest verstehen
  3. würde verstehen
  4. würden verstehen
  5. würdet verstehen
  6. würden verstehen
Diverses
  1. versteh!
  2. versteht!
  3. verstehen Sie!
  5. verstanden
  6. verstehend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor verstehen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begrijpen Begreifen; Verstehen
snappen Begreifen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begrijpen auffassen; begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; verstehen
beseffen begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; realisieren; verstehen
doorzien begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; realisieren; verstehen durchschauen; durchsehen; erkennen; kapieren
doorzien hebben begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; kapieren; schnallen; verstehen
inzien begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; realisieren; schnallen; verstehen durchsehen; einsehen; hineinsehen
met het verstand vatten begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; verstehen
onderkennen begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; realisieren; verstehen
opvatten auffassen; begreifen; einsehen; verstehen
realiseren begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; realisieren; verstehen bilden; realisieren; schaffen; verwirklichen; vollführen; zurechtbringen; zustande bringen
snappen begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; verstehen auf frischer Tat ertappen; erfassen; ergreifen; ertappen; erwischen; fangen; fassen; schnappen
verstaan begreifen; erfassen; kapieren; verstehen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doorzien deutlich; klar; offensichtlich; sonnenklar

Synoniemen voor "verstehen":


Wiktionary: verstehen

verstehen
verb
  1. -
  2. (reflexiv) ohne Streitigkeiten mit jemandem auskommen, eine gute persönliche Beziehung zu jemandem haben
verstehen
verb
  1. met het verstand bevatten
  2. begrijpen
  3. begrijpen van een uiting
Cross Translation:
FromToVia
• verstehen → beseffen ↔ appreciate — to be aware of
• verstehen → snappen; begrijpen ↔ catch — to perceive and understand (jump)
• verstehen → bevatten; begrijpen ↔ comprehend — to understand
• verstehen → snappen; begrijpen ↔ grasp — to understand
• verstehen → snappen; verstaan; ontcijferen ↔ make sense — decipher, understand
• verstehen → ontvangen; horen ↔ read — be able to hear (in a radio communication)
• verstehen → begrepen ↔ roger — received
• verstehen → begrijpen; verstaan; snappen ↔ understand — to be aware of the meaning of
• verstehen → verstaan ↔ comprendre — Saisir le sens
• verstehen → beseffen; bevatten; snappen ↔ comprendre — contenir en soi.
• verstehen → bevatten ↔ concevoir — Comprendre, entendre bien quelque chose, en avoir une juste idée.
• verstehen → gewaar worden; merken; bemerken; vernemen; waarnemen; begrijpen ↔ saisir — Discerner, comprendre.

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1278 seconde
Page rendered in 1.0 seconds