Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vergissen (Nederlands) in het Duits
vergissen:
-
vergissen (het mis hebben; feilen; misrekenen)
sich täuschen; sich vertun; daneben sein-
sich täuschen werkwoord (täusche mich, täuschst dich, täuscht sich, täuschte sich, täuschtet euch, sich getäuscht)
-
sich vertun werkwoord
-
daneben sein werkwoord
-
Conjugations for vergissen:
o.t.t.
- vergis
- vergist
- vergist
- vergissen
- vergissen
- vergissen
o.v.t.
- vergiste
- vergiste
- vergiste
- vergisten
- vergisten
- vergisten
v.t.t.
- heb vergist
- hebt vergist
- heeft vergist
- hebben vergist
- hebben vergist
- hebben vergist
v.v.t.
- had vergist
- had vergist
- had vergist
- hadden vergist
- hadden vergist
- hadden vergist
o.t.t.t.
- zal vergissen
- zult vergissen
- zal vergissen
- zullen vergissen
- zullen vergissen
- zullen vergissen
o.v.t.t.
- zou vergissen
- zou vergissen
- zou vergissen
- zouden vergissen
- zouden vergissen
- zouden vergissen
diversen
- vergis!
- vergist!
- vergist
- vergissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor vergissen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
daneben sein | feilen; het mis hebben; misrekenen; vergissen | |
sich täuschen | feilen; het mis hebben; misrekenen; vergissen | |
sich vertun | feilen; het mis hebben; misrekenen; vergissen |