Nut: vertaling Nederlands

Overzicht

Nederlands naar Duits: Meer gegevens...

nut:
- Sinn; Utilität; Brauchbarkeit; Nützlichkeit; Gewinn; Nutzen; Verwendbarkeit; Anwendbarkeit; Vorteil; Bedeutung; Profit
Wiktionary:
- nut → Nutzen
- nut → Zweck, Ziel, Grund, Nutzen, Tragweite, Wichtigkeit, Gutes, Wohl

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Nut:
- vore

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor nut (Nederlands) in het Duits

nut:

nut [het ~] zelfstandig naamwoord

het nut (nuttigheid)
der Sinn; die Utilität; die Brauchbarkeit; die Nützlichkeit; der Gewinn; der Nutzen; die Verwendbarkeit; die Anwendbarkeit; Vorteil
- Sinn [der ~] zelfstandig naamwoord
- Utilität [die ~] zelfstandig naamwoord
- Brauchbarkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Nützlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Gewinn [der ~] zelfstandig naamwoord
- Nutzen [der ~] zelfstandig naamwoord
- Verwendbarkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Anwendbarkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Vorteil [das ~] zelfstandig naamwoord
het nut (zin; doel)
der Sinn; die Bedeutung
- Sinn [der ~] zelfstandig naamwoord
- Bedeutung [die ~] zelfstandig naamwoord
het nut (waarde)
der Nutzen; Vorteil; Gewinn; der Profit
- Nutzen [der ~] zelfstandig naamwoord
- Vorteil [das ~] zelfstandig naamwoord
- Gewinn [das ~] zelfstandig naamwoord
- Profit [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor nut:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Anwendbarkeit	nut; nuttigheid	bruikbaarheid; relevantie
Bedeutung	doel; nut; zin	afmeting; bedoeling; beduidenis; beduiding; belang; betekenis; dimensie; formaat; grootte; inhoud; maat; mate; omvang; waarde; zin
Brauchbarkeit	nut; nuttigheid	bruikbaarheid; inpasbaarheid; relevantie
Gewinn	nut; nuttigheid; waarde	baat; eerbewijs; gewin; gewonnen prijs; hoogte van produktie; prijs; productiviteit; profijt; winst
Nutzen	nut; nuttigheid; waarde	baat; gewin; profijt; winst
Nützlichkeit	nut; nuttigheid	utiliteit
Profit	nut; waarde	baat; gewin; profijt; voordeeltje; winst
Sinn	doel; nut; nuttigheid; zin	baat; bedoeling; beduidenis; beduiding; betekenis; geest; gewin; inhoud; profijt; strekking; teneur; winst
Utilität	nut; nuttigheid	utiliteit
Verwendbarkeit	nut; nuttigheid	bruikbaarheid; inpasbaarheid; relevantie; toepasbaarheid; toepasselijkheid
Vorteil	nut; nuttigheid; waarde	voordeeltje
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Gewinn		winst
Vorteil		vergoeding

Verwante woorden van "nut":

nutten

Wiktionary: nut

nut

noun

baat, voordeel
- nut → Nutzen

nut

noun

ein Vorteil, den man aus dem Gebrauch einer Sache zieht
- Nutzen → nut; baat

Cross Translation:

From	To	Via
• nut	→ Zweck; Ziel	↔ purpose — target
• nut	→ Grund	↔ purpose — reason for doing something
• nut	→ Nutzen	↔ use — usefulness
• nut	→ Tragweite; Wichtigkeit; Gutes; Wohl	↔ intérêt — Ce qui importer, ce qui convient, en quelque manière que ce soit, à l’utilité, à l’avantage d’une personne ou d’une collectivité, d’un individu ou d’une personne morale, en ce qui concerner soit leur bien physique et matériel, soit leur bien

Verwante vertalingen van nut

Duits

Uitgebreide vertaling voor nut (Duits) in het Nederlands

Nut:

Nut [der ~] zelfstandig naamwoord

der Nut (Furche; Einschnitt; Rinne; Rille)
de vore
- vore [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Nut:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
vore	Einschnitt; Furche; Nut; Rille; Rinne

Synoniemen voor "Nut":

Kerbe; Rille
Ausschnitt; Aussparung; Einschnitt; Nute; Zahn
Falz; Fuge; Spalt; Spalte; Stemmloch; Zapfenloch

Nederlandse en Duitse zoekresultaten voor: nut

Uitgebreide vertaling voor nut (Nederlands) in het Duits

nut:

nut [het ~] zelfstandig naamwoord

het nut (nuttigheid)

het nut (zin; doel)

het nut (waarde)

Vertaal Matrix voor nut:

Verwante woorden van "nut":

Wiktionary: nut

Verwante vertalingen van nut

Uitgebreide vertaling voor nut (Duits) in het Nederlands

Nut:

Nut [der ~] zelfstandig naamwoord

der Nut (Furche; Einschnitt; Rinne; Rille)

Vertaal Matrix voor Nut:

Synoniemen voor "Nut":