Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- klapperen:
-
klapper:
- Knallfrosch; Knallbonbon; Knalfrosch; Knallfroesche; Verzeichnis; Inhaltsverzeichnis; Register; Ringbuch; Grundbuch; Ringbandbuch; Hauptbuch; Grundbuchamt; Katasteramt; Ringheft; Schpitzenschlager; Gücksfall; glückliche Zufall; gefundene fressen; Klapper; Frosch; Frösche; Knallfrösche; Index; Telefonregister; Hit; Beifallgebender
-
Wiktionary:
- klapperen → klatschen, plätschern, paddeln, klauen
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor klapperen (Nederlands) in het Duits
klapperen:
-
klapperen
Conjugations for klapperen:
o.t.t.
- klapper
- klappert
- klappert
- klapperen
- klapperen
- klapperen
o.v.t.
- klapperde
- klapperde
- klapperde
- klapperden
- klapperden
- klapperden
v.t.t.
- heb geklapperd
- hebt geklapperd
- heeft geklapperd
- hebben geklapperd
- hebben geklapperd
- hebben geklapperd
v.v.t.
- had geklapperd
- had geklapperd
- had geklapperd
- hadden geklapperd
- hadden geklapperd
- hadden geklapperd
o.t.t.t.
- zal klapperen
- zult klapperen
- zal klapperen
- zullen klapperen
- zullen klapperen
- zullen klapperen
o.v.t.t.
- zou klapperen
- zou klapperen
- zou klapperen
- zouden klapperen
- zouden klapperen
- zouden klapperen
diversen
- klapper!
- klappert!
- geklapperd
- klapperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor klapperen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hin und her schlagen | klapperen | |
klappern | klapperen | klepperen; kletteren; rammelen |
Verwante woorden van "klapperen":
Wiktionary: klapperen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• klapperen | → klatschen; plätschern; paddeln; klauen | ↔ barboter — bredouiller, marmonner, parler d’une manière confuse, s’embrouiller dans ses explications. |
• klapperen | → klatschen; plätschern | ↔ clapoter — marine|fr éprouver le clapotis. |
klapper:
-
de klapper (zevenklapper; rotje)
-
de klapper (hoofdboek)
-
de klapper (absolute meevaller; topper)
-
de klapper (knalbonbon; rotje)
der Klapper; der Frosch; die Frösche; der Knallfrosch; der Knallbonbon; der Knallfrösche; der Knalfrosch -
de klapper (telefoonklapper)
-
de klapper (succesnummer; succes; hit; kraker; topper; treffer; successtuk; schlager; kasstuk)
-
de klapper (applaudisseur)
Vertaal Matrix voor klapper:
Verwante woorden van "klapper":
Duits
Uitgebreide vertaling voor klapperen (Duits) in het Nederlands
klapperen vorm van klappern:
Conjugations for klappern:
Präsens
- klappere
- klapperst
- klappert
- klapperen
- klappert
- klapperen
Imperfekt
- klapperte
- klappertest
- klapperte
- klapperten
- klappertet
- klapperten
Perfekt
- habe geklappert
- hast geklappert
- hat geklappert
- haben geklappert
- habt geklappert
- haben geklappert
1. Konjunktiv [1]
- klappere
- klapperest
- klappere
- klapperen
- klapperet
- klapperen
2. Konjunktiv
- klapperte
- klappertest
- klapperte
- klapperten
- klappertet
- klapperten
Futur 1
- werde klappern
- wirst klappern
- wird klappern
- werden klappern
- werdet klappern
- werden klappern
1. Konjunktiv [2]
- würde klappern
- würdest klappern
- würde klappern
- würden klappern
- würdet klappern
- würden klappern
Diverses
- klapper!
- klappert!
- klapperen Sie!
- geklappert
- klappernd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor klappern:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
klapperen | hin und her schlagen; klappern | |
klepperen | klappern | |
kletteren | hacken; hinken; hüpfen; klappern; klimpern; klingeln; klingen; klirren; rasseln; rattern; rumpeln; rütteln | |
rammelen | hacken; hinken; hüpfen; klappern; klimpern; klingeln; klingen; klirren; rasseln; rattern; rumpeln; rütteln | Hunger haben; rumoren |