Nederlands
Uitgebreide vertaling voor aanhechten (Nederlands) in het Duits
aanhechten:
-
aanhechten (bevestigen; hechten)
klammern; heften; anheften; festheften-
festheften werkwoord (hefte fest, heftest fest, heftet fest, heftete fest, heftetet fest, festgeheftet)
-
aanhechten (vastnieten; nieten)
festheften; heften-
festheften werkwoord (hefte fest, heftest fest, heftet fest, heftete fest, heftetet fest, festgeheftet)
-
Conjugations for aanhechten:
o.t.t.
- hecht aan
- hecht aan
- hecht aan
- hechten aan
- hechten aan
- hechten aan
o.v.t.
- hechtte aan
- hechtte aan
- hechtte aan
- hechtten aan
- hechtten aan
- hechtten aan
v.t.t.
- heb aangehecht
- hebt aangehecht
- heeft aangehecht
- hebben aangehecht
- hebben aangehecht
- hebben aangehecht
v.v.t.
- had aangehecht
- had aangehecht
- had aangehecht
- hadden aangehecht
- hadden aangehecht
- hadden aangehecht
o.t.t.t.
- zal aanhechten
- zult aanhechten
- zal aanhechten
- zullen aanhechten
- zullen aanhechten
- zullen aanhechten
o.v.t.t.
- zou aanhechten
- zou aanhechten
- zou aanhechten
- zouden aanhechten
- zouden aanhechten
- zouden aanhechten
diversen
- hecht aan!
- hecht aan!
- aangehecht
- aanhechtende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aanhechten (voorplakken; voorzetten; voorvoegen)
-
aanhechten (vasthechten)
Vertaal Matrix voor aanhechten:
Wiktionary: aanhechten
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanhechten | → heften; anheften | ↔ append — To hang or attach to, as by a string |