Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- weerleggen:
-
Wiktionary:
- weerleggen → widerlegen
- weerleggen → widerlegen, leugnen, widersprechen, sich brechen, sich erbrechen, sich übergeben, ablehnen, abschlagen, ausschlagen, versagen, weigern, verweigern, zurücksenden, refutieren, ausmerzen, abweisen, fortwerfen, wegwerfen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor weerleggen (Nederlands) in het Duits
weerleggen:
-
weerleggen (ontkrachten; ontzenuwen)
Conjugations for weerleggen:
o.t.t.
- weerleg
- weerlegt
- weerlegt
- weerleggen
- weerleggen
- weerleggen
o.v.t.
- weerlegde
- weerlegde
- weerlegde
- weerlegden
- weerlegden
- weerlegden
v.t.t.
- heb weerlegd
- hebt weerlegd
- heeft weerlegd
- hebben weerlegd
- hebben weerlegd
- hebben weerlegd
v.v.t.
- had weerlegd
- had weerlegd
- had weerlegd
- hadden weerlegd
- hadden weerlegd
- hadden weerlegd
o.t.t.t.
- zal weerleggen
- zult weerleggen
- zal weerleggen
- zullen weerleggen
- zullen weerleggen
- zullen weerleggen
o.v.t.t.
- zou weerleggen
- zou weerleggen
- zou weerleggen
- zouden weerleggen
- zouden weerleggen
- zouden weerleggen
diversen
- weerleg!
- weerlegt!
- weerlegd
- weerleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor weerleggen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
entkräften | ontkrachten; ontzenuwen; weerleggen | afmatten; krachteloos maken; machteloos maken; moe maken; ontwrichten; slopen; uitputten; verlammen; vermoeien |
widerlegen | ontkrachten; ontzenuwen; weerleggen |
Wiktionary: weerleggen
weerleggen
Cross Translation:
verb
-
een eerdere bewering ontkrachten
- weerleggen → widerlegen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• weerleggen | → widerlegen | ↔ disprove — to refute |
• weerleggen | → leugnen; widersprechen | ↔ gainsay — to deny; to contradict |
• weerleggen | → widerlegen | ↔ refute — to prove (something) to be false or incorrect |
• weerleggen | → sich brechen; sich erbrechen; sich übergeben; ablehnen; abschlagen; ausschlagen; versagen; weigern; verweigern; zurücksenden; refutieren; widerlegen; ausmerzen; abweisen; fortwerfen; wegwerfen | ↔ rejeter — Traductions à trier suivant le sens |
• weerleggen | → refutieren; widerlegen | ↔ réfuter — combattre, détruire par des raisons convaincantes ce qu’un autre a avancé, prouver que ce qu’un adversaire a dit est mal fonder ou n’est pas vrai. |
Computer vertaling door derden: