Nederlands
Uitgebreide vertaling voor meemaken (Nederlands) in het Duits
meemaken:
-
meemaken
Conjugations for meemaken:
o.t.t.
- maak mee
- maakt mee
- maakt mee
- maken mee
- maken mee
- maken mee
o.v.t.
- maakte mee
- maakte mee
- maakte mee
- maakten mee
- maakten mee
- maakten mee
v.t.t.
- heb meegemaakt
- hebt meegemaakt
- heeft meegemaakt
- hebben meegemaakt
- hebben meegemaakt
- hebben meegemaakt
v.v.t.
- had meegemaakt
- had meegemaakt
- had meegemaakt
- hadden meegemaakt
- hadden meegemaakt
- hadden meegemaakt
o.t.t.t.
- zal meemaken
- zult meemaken
- zal meemaken
- zullen meemaken
- zullen meemaken
- zullen meemaken
o.v.t.t.
- zou meemaken
- zou meemaken
- zou meemaken
- zouden meemaken
- zouden meemaken
- zouden meemaken
diversen
- maak mee!
- maakt mee!
- meegemaakt
- meemakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor meemaken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
mitmachen | meemaken | deel hebben aan; deelnemen; doormaken; meedoen; meespelen; participeren |
- | beleven |
Synoniemen voor "meemaken":
Verwante definities voor "meemaken":
Wiktionary: meemaken
meemaken
Cross Translation:
verb
-
getuige zijn van een gebeurtenis
- meemaken → mitmachen; erleben; durchmachen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• meemaken | → erleben; erfahren | ↔ experience — to observe or undergo |