Nederlands

Uitgebreide vertaling voor strafheid (Nederlands) in het Duits

strafheid:

strafheid [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. strafheid (starheid; stijfheid; stugheid; stuursheid)
    die Steifheit; die Starrheit; die Starre; die Härte; die Schwierigkeit; die Störrigkeit; die Steife; der Starrsinn

Vertaal Matrix voor strafheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Härte starheid; stijfheid; strafheid; stugheid; stuursheid hardhandigheid; onbarmhartigheid; ruwheid
Schwierigkeit starheid; stijfheid; strafheid; stugheid; stuursheid complicatie; gelazer; ingewikkeldheid; moeilijkheden; moeilijkheid; moeizaamheid; narigheid; netelige zaak; ongemak; ongerief; penarie; probleem; problemen; sores; trammelant; zorgen
Starre starheid; stijfheid; strafheid; stugheid; stuursheid stijfte
Starrheit starheid; stijfheid; strafheid; stugheid; stuursheid harkerigheid; houterigheid; starheid; stijfte
Starrsinn starheid; stijfheid; strafheid; stugheid; stuursheid halsstarrigheid; hardhoofdigheid; hardnekkigheid; harkerigheid; houterigheid; koppigheid; starheid; stijfhoofdigheid; stijfkoppigheid; stijfte; weerbarstigheid; weerspannigheid
Steife starheid; stijfheid; strafheid; stugheid; stuursheid erectie; stijfte; stijve
Steifheit starheid; stijfheid; strafheid; stugheid; stuursheid harkerigheid; houterigheid; starheid; stijfte
Störrigkeit starheid; stijfheid; strafheid; stugheid; stuursheid bokkigheid; halsstarrigheid; hardhoofdigheid; hardnekkigheid; harkerigheid; houterigheid; koppigheid; starheid; stijfhoofdigheid; stijfkoppigheid; weerbarstigheid; weerspannigheid

Verwante woorden van "strafheid":


Wiktionary: strafheid


Cross Translation:
FromToVia
strafheid Strenge austéritérigueur des pratiques et des doctrines religieux, mortification des sens et de l’esprit.

straf:

straf [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de straf (gevangenisstraf; hechtenis; boete; celstraf)
    die Gefängnisstrafe; die Haft; die Freiheitsstrafe
  2. de straf (bestraffing; kastijding; tuchtiging)
    die Strafe; die Bestrafung; die Züchtigung

straf bijvoeglijk naamwoord

  1. straf (pittig)
    straff; fest; eisern; streng; handfest

Vertaal Matrix voor straf:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bestrafung bestraffing; kastijding; straf; tuchtiging afstraffing; berisping; reprimande; standje; terechtwijzing
Freiheitsstrafe boete; celstraf; gevangenisstraf; hechtenis; straf detentie; gevangenhouding; gevangenschap; hechtenis; opgesloten zijn; opsluiting; vrijheidsstraf
Gefängnisstrafe boete; celstraf; gevangenisstraf; hechtenis; straf detentie; gevangenhouding; gevangenisstraf; gevangenschap; hechtenis; opgesloten zijn; opsluiting; tuchthuisstraf
Haft boete; celstraf; gevangenisstraf; hechtenis; straf celstraf; detentie; gevangenhouding; hechtenis; internering; opsluiting
Strafe bestraffing; kastijding; straf; tuchtiging bekeuring; boete; bon; penalty
Züchtigung bestraffing; kastijding; straf; tuchtiging afstraffing
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
eisern pittig; straf ferm; fiks; flink; halsstarrig; hardhoofdig; ijzeren; keihard; koppig; onbuigzaam; onverzettelijk; onwankelbaar; onwrikbaar; oorverdovend; pal; robuust; solide; standvastig; sterk; stevig; stevig gebouwd; stijfhoofdig; stijfkoppig; vasthoudend; volhardend
fest pittig; straf betrouwbaar; degelijk; deugdelijk; diepgeworteld; doortastend; drastisch; ferm; hard; hardop; hecht; krachtdadig; krachtig; luid; solide; stevig
handfest pittig; straf betrouwbaar; degelijk; deugdelijk; onweerlegbaar; solide; stevig; vast en zeker
straff pittig; straf houterig; krap bij kas; nauw; nauwsluitend; stijf; stijfselachtig; stijve; strak; stram; stroef
streng pittig; straf gestreng; hard; hardop; houterig; keihard; koud; laag van temperatuur; luid; niet toegevend; onvermurwbaar; oorverdovend; stijf; stijve; stram; streng; strikt; stringent; stroef; volgens de regels

Verwante woorden van "straf":


Verwante definities voor "straf":

  1. vervelende maatregel omdat je iets deed wat niet mocht1
    • het kind moest voor straf om zeven uur naar bed1

Wiktionary: straf

straf
noun
  1. maatregel of behandeling ter vergelding van een misdaad of overtreding

Cross Translation:
FromToVia
straf stark hard — of drink: strong
straf Strafe penalty — legal sentence
straf Strafe penalty — punishment for violating rules of procedure
straf Bestrafung punishment — penalty for wrongdoing
straf Strafe sentence — punishment imposed on a person convicted of a crime
straf scharf sharp — having an intense, acrid flavour
straf streng austère — Qui est rigoureux pour le corps et qui mortifier les sens et l’esprit. — note Se dit surtout des doctrines et des pratiques religieux.
straf Ärger; Betrübnis; Gram; Harm; Verdruß; Weh; Kummer; Bestrafung; Strafe; Mühe; Mühsal; Bemühung; Versuch; Schmerz peinepunition, sanction ou châtiment infliger(e) pour une faute commettre, pour un acte jugé répréhensible ou coupable.
straf mächtig; vermögend; gewaltig; kräftig; stark; schwer puissant — Qui a beaucoup de pouvoir.
straf Bestrafung; Strafe punitionaction de punir.
straf streng sévère — Qui est rigide, sans indulgence.

Computer vertaling door derden: