Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- post:
- POST:
-
posten:
- einstecken; einwerfen; aufgeben; schicken; versenden; zusenden; abschicken; verschicken; absenden; zum Versand bringen; einschicken; wegschicken; einsenden; wegsenden; jemand etwas zuschicken; plazieren; stellen; postieren; einsetzen; aufstellen; installieren; deponieren; bereitstellen; posten
- Postzustellung; Abschicken; Absenden
-
Wiktionary:
- post → Eintrag, Post, Pfosten, Stütze, Posten, Amt, Anstellung, Dienst, Stätte, Terrain, Pfeiler
- posten → zur Post bringen, in den Briefkasten stecken, die Wache halten
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- POST:
- Post:
-
Wiktionary:
- Post → post, posterijen, poststuk
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor post (Nederlands) in het Duits
post:
-
de post (gebrachte brieven)
Vertaal Matrix voor post:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Aufgabe eines Poststückes | gebrachte brieven; post | |
zugesandten Briefe | gebrachte brieven; post |
Verwante woorden van "post":
Verwante definities voor "post":
Wiktionary: post
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• post | → Eintrag | ↔ entry — record in a log or in a database |
• post | → Post | ↔ mail — postal delivery system |
• post | → Pfosten; Stütze | ↔ stanchion — vertical pole, post or support |
• post | → Post | ↔ courrier — Celui qui courait la poste en avant des voitures pour préparer les relais. |
• post | → Posten; Amt; Anstellung; Dienst | ↔ emploi — usage qu’on fait de quelque chose. |
• post | → Posten; Stätte; Terrain | ↔ place — lieu, endroit, espace qu’occuper ou que peut occuper une personne, une chose. |
• post | → Post | ↔ poste — (histoire) établissement de chevaux qui était autrefois placer de distance en distancer, pour le service des voyageurs. |
• post | → Pfeiler; Pfosten | ↔ poteau — pièce de bois de charpente, posée debout. |
POST:
-
POST (zelftest bij inschakelen)
Vertaal Matrix voor POST:
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
POST | POST; zelftest bij inschakelen | |
Selbsttest | POST; zelftest bij inschakelen |
posten:
-
posten (op de bus doen)
-
posten (opsturen; verzenden; sturen; toezenden; wegzenden; wegsturen)
schicken; versenden; zusenden; abschicken; verschicken; absenden; zum Versand bringen; einschicken; wegschicken; einsenden-
zum Versand bringen werkwoord (bringe zum Versand, bringst zum Versand, bringt zum Versand, brachte zum Versand, brachtet zum Versand, zum Versand gebracht)
-
einschicken werkwoord (schicke ein, schickst ein, schickt ein, schickte ein, schicktet ein, eingeschickt)
-
wegschicken werkwoord (schicke weg, schickst weg, schickt weg, schickte weg, schicktet weg, weggeschickt)
-
posten (wegzenden; verzenden; sturen; opsturen; toezenden; wegsturen)
versenden; schicken; zusenden; abschicken; absenden; verschicken; zum Versand bringen; wegsenden; wegschicken; einsenden-
zum Versand bringen werkwoord (bringe zum Versand, bringst zum Versand, bringt zum Versand, brachte zum Versand, brachtet zum Versand, zum Versand gebracht)
-
wegsenden werkwoord
-
wegschicken werkwoord (schicke weg, schickst weg, schickt weg, schickte weg, schicktet weg, weggeschickt)
-
posten (toezenden; zenden; opsturen; iem. iets sturen; overmaken; doen toekomen)
-
posten (stationeren; plaatsen; posteren)
plazieren; stellen; postieren; einsetzen; aufstellen; installieren; deponieren-
plazieren werkwoord
-
installieren werkwoord (installiere, installierst, installiert, installierte, installiertet, installiert)
-
-
posten
bereitstellen; posten-
bereitstellen werkwoord (stelle bereit, stellst bereit, stellt bereit, stellte bereit, stelltet bereit, bereitgestellt)
-
posten werkwoord
-
Conjugations for posten:
o.t.t.
- post
- post
- post
- posten
- posten
- posten
o.v.t.
- postte
- postte
- postte
- postten
- postten
- postten
v.t.t.
- heb gepost
- hebt gepost
- heeft gepost
- hebben gepost
- hebben gepost
- hebben gepost
v.v.t.
- had gepost
- had gepost
- had gepost
- hadden gepost
- hadden gepost
- hadden gepost
o.t.t.t.
- zal posten
- zult posten
- zal posten
- zullen posten
- zullen posten
- zullen posten
o.v.t.t.
- zou posten
- zou posten
- zou posten
- zouden posten
- zouden posten
- zouden posten
en verder
- is gepost
- zijn gepost
diversen
- post!
- post!
- gepost
- postend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het posten (terpostbezorging)
die Postzustellung -
het posten (afzenden; versturen; verzenden; wegsturen)
Vertaal Matrix voor posten:
Verwante definities voor "posten":
Wiktionary: posten
posten
verb
-
op de post doen
- posten → zur Post bringen; in den Briefkasten stecken
-
op wacht staan
- posten → die Wache halten
Verwante vertalingen van post
Duits
Uitgebreide vertaling voor post (Duits) in het Nederlands
POST:
-
POST (Selbsttest)
Vertaal Matrix voor POST:
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
POST | POST; Selbsttest | |
zelftest bij inschakelen | POST; Selbsttest |
Post:
-
die Post (Postamt)
de postkantoor -
die Post (Postwesen)
de posterijen
Vertaal Matrix voor Post:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
posterijen | Post; Postwesen | |
postkantoor | Post; Postamt |
Synoniemen voor "Post":
Wiktionary: Post
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Post | → post | ↔ mail — postal delivery system |
• Post | → post; posterijen; poststuk | ↔ courrier — Celui qui courait la poste en avant des voitures pour préparer les relais. |
• Post | → post | ↔ poste — (histoire) établissement de chevaux qui était autrefois placer de distance en distancer, pour le service des voyageurs. |