Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. pa:
  2. PA:
  3. p.a.:
  4. Wiktionary:
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. PA:
  2. Paß:
  3. p.A.:
  4. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor pa (Nederlands) in het Duits

pa:

pa [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de pa (paps)
    der Vati; der Papa; der Papi
    • Vati [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Papa [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Papi [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor pa:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Papa pa; paps papa
Papi pa; paps
Vati pa; paps
- papa; vader

Synoniemen voor "pa":


Antoniemen van "pa":


Verwante definities voor "pa":

  1. man die een of meer kinderen heeft1
    • dit is mijn pa1

Wiktionary: pa


Cross Translation:
FromToVia
pa Vati pa — father

PA:


Vertaal Matrix voor PA:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
PA PA; productieafwijking AVP; afwijking van planning
Produktionsabweichung PA; productieafwijking

p.a.:


Vertaal Matrix voor p.a.:

OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
p.A. p.a.
per Adresse p.a.



Duits

Uitgebreide vertaling voor pa (Duits) in het Nederlands

PA:


Paß:

Paß [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Paß (Reisedokument)
    de pas; het paspoort
    • pas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • paspoort [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Paß (Reisepaß; Ausweis; Ausweiskarte)
    het paspoort; het identiteitsbewijs; de pas
  3. der Paß (Bankpaß)
    de bankpas; de pas
    • bankpas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • pas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. der Paß (Gebirgspaß; Bergpaß)
    de bergpas; de pas
    • bergpas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • pas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. der Paß (Ausweis)
    het pasje
    • pasje [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Paß:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bankpas Bankpaß; Paß
bergpas Bergpaß; Gebirgspaß; Paß
identiteitsbewijs Ausweis; Ausweiskarte; Paß; Reisepaß Ausweis; Ausweiskarte; Lichtbildausweis; Personalausweis
pas Ausweis; Ausweiskarte; Bankpaß; Bergpaß; Gebirgspaß; Paß; Reisedokument; Reisepaß Schritt; Tritt
pasje Ausweis; Paß
paspoort Ausweis; Ausweiskarte; Paß; Reisedokument; Reisepaß Reisepass
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pas gerade; jüngst; letztens; neulich; vor kurzem; vorhin

Wiktionary: Paß


Cross Translation:
FromToVia
Paß sleutelkaart keycard — plastic card
Paß pas; paspoort passeport — administration|fr pièce d’identité délivrer par l’État, permettre aux nationaux d’un pays soit de circuler librement à l'intérieur, soit de voyager dans un autre pays.

p.A.:

p.A.

  1. p.A. (per Adresse)

Vertaal Matrix voor p.A.:

OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
p.a. p.A.; per Adresse