Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. missen:
  2. mis:
  3. Wiktionary:
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. missen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor missen (Nederlands) in het Duits

missen:

missen werkwoord (mis, mist, miste, misten, gemist)

  1. missen (vermissen)
    vermissen
    • vermissen werkwoord (vermisse, vermisst, vermisste, vermisstet, vermißt)
  2. missen (iets mislopen; mislopen)
    verfehlen; verpassen; einschießen
    • verfehlen werkwoord (verfehle, verfehlst, verfehlt, verfehlte, verfehltet, verfehlt)
    • verpassen werkwoord (verpasse, verpasst, verpasste, verpasstet, verpaßt)
    • einschießen werkwoord (schieße ein, schießest ein, schießt ein, schoß ein, schoßt ein, eingeschossen)

Conjugations for missen:

o.t.t.
  1. mis
  2. mist
  3. mist
  4. missen
  5. missen
  6. missen
o.v.t.
  1. miste
  2. miste
  3. miste
  4. misten
  5. misten
  6. misten
v.t.t.
  1. heb gemist
  2. hebt gemist
  3. heeft gemist
  4. hebben gemist
  5. hebben gemist
  6. hebben gemist
v.v.t.
  1. had gemist
  2. had gemist
  3. had gemist
  4. hadden gemist
  5. hadden gemist
  6. hadden gemist
o.t.t.t.
  1. zal missen
  2. zult missen
  3. zal missen
  4. zullen missen
  5. zullen missen
  6. zullen missen
o.v.t.t.
  1. zou missen
  2. zou missen
  3. zou missen
  4. zouden missen
  5. zouden missen
  6. zouden missen
diversen
  1. mis!
  2. mist!
  3. gemist
  4. missend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor missen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
einschießen iets mislopen; mislopen; missen vaal worden; verkleuren; verschieten; vervagen; vervalen
verfehlen iets mislopen; mislopen; missen
vermissen missen; vermissen erbij inschieten; kwijtraken; ontberen; verliezen; verloren gaan; wegraken
verpassen iets mislopen; mislopen; missen

Verwante woorden van "missen":


Antoniemen van "missen":


Verwante definities voor "missen":

  1. het niet halen of raken1
    • ik heb de trein gemist1
  2. het niet langer hebben1
    • ik mis mijn portemonnee1
  3. voelen dat hij er niet is1
    • mijn vader is op vakantie, ik mis hem wel1

Wiktionary: missen

missen
verb
  1. niet raken, niet treffen
  2. niet halen
missen
verb
  1. K|trans.|gehoben das Nichtvorhandensein einer Person beziehungsweise einer Sache als persönlichen Mangel empfindend erdulden müssen

Cross Translation:
FromToVia
missen fehlen; mangeln; entbehren lack — be without, need, require
missen verfehlen miss — to fail to hit
missen sich sehnen; vermissen miss — to feel the absence of someone or something
missen verpassen miss — to be late for something
missen fehlen; missen; mangeln; ermangeln; verfehlen; vermissen manquer — (vieilli) faillir, tomber en faute.
missen verfehlen rater — Ne pas partir, en parlant d’une arme à feu. (Sens général).

missen vorm van mis:

mis [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de mis (dienst; kerkviering)
    die Messe; der Dienst; der Gottesdienst
    • Messe [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Dienst [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gottesdienst [der ~] zelfstandig naamwoord

mis bijvoeglijk naamwoord

  1. mis (onjuist; verkeerd; foutief; )
    falsch; verkehrt; unrichtig; fehlerhaft; verschmitzt

Vertaal Matrix voor mis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Dienst dienst; kerkviering; mis assistentie; bijstand; corvee; corveedienst; dienst; dienstbetoon; gunst; handreiking; hulp; hulpbetoon; hulpverlening; service
Gottesdienst dienst; kerkviering; mis geloof; godsdienst; kerkdienst; religie
Messe dienst; kerkviering; mis
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fehlerhaft ernaast; fout; foutief; mis; onjuist; onwaar; ten onrechte; verkeerd mislukt; niet echt; ongepast; onkies; onvertogen; vals; verkeerd; vicieus
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
falsch ernaast; fout; foutief; mis; onjuist; onwaar; ten onrechte; verkeerd abuis; achterbaks; arglistig; banaal; bedriegelijk; doortrapt; gefingeerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; grof; kwaadwillig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; link; listig; lomp; met slechte intentie; nagemaakt; niet echt; niet hoog; onecht; onedel; ongepast; onkies; onvertogen; onwaar; plat; platvloers; schunnig; slecht; slinks; sluw; snood; stiekem; ten onrechte; triviaal; tweetongig; uitgekookt; vals; valselijk; verkeerd; vunzig
unrichtig ernaast; fout; foutief; mis; onjuist; onwaar; ten onrechte; verkeerd niet echt; ongepast; onkies; onvertogen; vals; verkeerd
verkehrt ernaast; fout; foutief; mis; onjuist; onwaar; ten onrechte; verkeerd averechts; binnenstebuiten; faliekant; finaal; hartstikke; helemaal; omgekeerd; ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd; vierkant; volstrekt
verschmitzt ernaast; fout; foutief; mis; onjuist; onwaar; ten onrechte; verkeerd adrem; arglistig; bengelachtig; bijdehand; doortrapt; elegant; fijntjes; fijnzinnig; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gracieus; guitig; kwajongensachtig; leep; link; listig; ondeugend; raak; schalkachtig; schalks; schelmachtig; schelms; sierlijk; slinks; sluw; snaaks; snedig; spotachtig; verfijnd

Verwante woorden van "mis":


Wiktionary: mis

mis
noun
  1. een godsdienstoefening in de katholieke kerk, een eucharistieviering

Cross Translation:
FromToVia
mis Messe Mass — (Roman Catholic Church) the principal liturgical service
mis Messe mess — Mass; church service
mis falsch; verkehrt wrong — incorrect



Duits

Uitgebreide vertaling voor missen (Duits) in het Nederlands

missen:


Synoniemen voor "missen":


Wiktionary: missen


Cross Translation:
FromToVia
missen missen; mankeren; absent zijn; afwezig zijn; schelen; misgrijpen; mislopen manquer — (vieilli) faillir, tomber en faute.