Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. kreunen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kreunen (Nederlands) in het Duits

kreunen:

kreunen werkwoord (kreun, kreunt, kreunde, kreunden, gekreund)

  1. kreunen (steunen)
    stöhnen; wimmern; winseln; wehklagen
    • stöhnen werkwoord (stöhne, stöhnst, stöhnt, stöhnte, stöhntet, gestöhnt)
    • wimmern werkwoord (wimmere, wimmerst, wimmert, wimmerte, wimmertet, gewimmert)
    • winseln werkwoord (winsele, winselst, winselt, winselte, winseltet, gewinselt)
    • wehklagen werkwoord (wehklage, wehklagst, wehklagt, wehklagte, wehklagtet, wehgeklagt)

Conjugations for kreunen:

o.t.t.
  1. kreun
  2. kreunt
  3. kreunt
  4. kreunen
  5. kreunen
  6. kreunen
o.v.t.
  1. kreunde
  2. kreunde
  3. kreunde
  4. kreunden
  5. kreunden
  6. kreunden
v.t.t.
  1. heb gekreund
  2. hebt gekreund
  3. heeft gekreund
  4. hebben gekreund
  5. hebben gekreund
  6. hebben gekreund
v.v.t.
  1. had gekreund
  2. had gekreund
  3. had gekreund
  4. hadden gekreund
  5. hadden gekreund
  6. hadden gekreund
o.t.t.t.
  1. zal kreunen
  2. zult kreunen
  3. zal kreunen
  4. zullen kreunen
  5. zullen kreunen
  6. zullen kreunen
o.v.t.t.
  1. zou kreunen
  2. zou kreunen
  3. zou kreunen
  4. zouden kreunen
  5. zouden kreunen
  6. zouden kreunen
diversen
  1. kreun!
  2. kreunt!
  3. gekreund
  4. kreunend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kreunen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. kreunen (steunen; zuchten)
    Ächzen; Seufzen
    • Ächzen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Seufzen [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kreunen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Seufzen kreunen; steunen; zuchten
Ächzen kreunen; steunen; zuchten gekerm; gekreun; gesteun
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stöhnen kreunen; steunen
wehklagen kreunen; steunen etteren; griepen; huilen; jammeren; jeremiëren; klieren; schreien; weeklagen; zeiken
wimmern kreunen; steunen emmeren; etteren; griepen; jammeren; jeremiëren; kermen; klieren; weeklagen; zeiken
winseln kreunen; steunen emmeren; etteren; griepen; jammeren; jeremiëren; kermen; klieren; weeklagen; zeiken

Wiktionary: kreunen

kreunen
verb
  1. ongearticuleerde geluiden maken, vaak van pijn of ander leed

Cross Translation:
FromToVia
kreunen stöhnen moan — to make a moan or similar sound
kreunen wimmern whimper — to cry or sob softly and intermittently
kreunen ächzen; jammern; seufzen; stöhnen; wehklagen; wimmern gémirexprimer sa souffrance d’une voix plaintive et non articulée.