Nederlands
Uitgebreide vertaling voor hengel (Nederlands) in het Duits
hengel:
-
de hengel (vishengel)
Vertaal Matrix voor hengel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Angelgerät | hengel; vishengel | gepeupel; grauw; hengelgerei; plebs; rapaille; visgerei; visnet; vistuig |
Angelrute | hengel; vishengel | hengelstok |
Fischgerät | hengel; vishengel |
Verwante woorden van "hengel":
Wiktionary: hengel
hengel vorm van hengelen:
Conjugations for hengelen:
o.t.t.
- hengel
- hengelt
- hengelt
- hengelen
- hengelen
- hengelen
o.v.t.
- hengelde
- hengelde
- hengelde
- hengelden
- hengelden
- hengelden
v.t.t.
- heb gehengeld
- hebt gehengeld
- heeft gehengeld
- hebben gehengeld
- hebben gehengeld
- hebben gehengeld
v.v.t.
- had gehengeld
- had gehengeld
- had gehengeld
- hadden gehengeld
- hadden gehengeld
- hadden gehengeld
o.t.t.t.
- zal hengelen
- zult hengelen
- zal hengelen
- zullen hengelen
- zullen hengelen
- zullen hengelen
o.v.t.t.
- zou hengelen
- zou hengelen
- zou hengelen
- zouden hengelen
- zouden hengelen
- zouden hengelen
diversen
- hengel!
- hengelt!
- gehengeld
- hengelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
hengelen (hengelsport; vissen)
Vertaal Matrix voor hengelen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Angeln | hengelen; hengelsport; vissen | |
Angelsport | hengelen; hengelsport; vissen | |
Fischen | hengelen; hengelsport; vissen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
angeln | hengelen; vissen; visvangen | |
fischen | hengelen; vissen; visvangen | hozen; leeghozen; uitscheppen |