Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aards (Nederlands) in het Duits

aards:

aards bijvoeglijk naamwoord

  1. aards (werelds; seculair; profaan; wereldlijk)
    weltlich; säkular; profan; irdisch
  2. aards (tijdelijk; voorlopig; provisorisch; )
    zeitlich; vorübergehend; temporär; zeitweilig; provisorisch; aushilfsweise

Vertaal Matrix voor aards:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aushilfsweise aards; kortstondig; provisorisch; temporeel; tijdelijk; tussentijds; voor enige tijd; voorbijgaand; voorlopig; zolang
irdisch aards; profaan; seculair; wereldlijk; werelds
profan aards; profaan; seculair; wereldlijk; werelds profaan; wereldlijk
provisorisch aards; kortstondig; provisorisch; temporeel; tijdelijk; tussentijds; voor enige tijd; voorbijgaand; voorlopig; zolang
säkular aards; profaan; seculair; wereldlijk; werelds
temporär aards; kortstondig; provisorisch; temporeel; tijdelijk; tussentijds; voor enige tijd; voorbijgaand; voorlopig; zolang
vorübergehend aards; kortstondig; provisorisch; temporeel; tijdelijk; tussentijds; voor enige tijd; voorbijgaand; voorlopig; zolang de komende tijd; tijdelijk; voorbijgaand; voorlopig
weltlich aards; profaan; seculair; wereldlijk; werelds profaan; wereldlijk
zeitlich aards; kortstondig; provisorisch; temporeel; tijdelijk; tussentijds; voor enige tijd; voorbijgaand; voorlopig; zolang de komende tijd; eindig; temporeel; tijdelijk; vergankelijk; voorbijgaand; voorlopig
zeitweilig aards; kortstondig; provisorisch; temporeel; tijdelijk; tussentijds; voor enige tijd; voorbijgaand; voorlopig; zolang de komende tijd; temporeel; tijdelijk; vooralsnog; vooreerst; voorlopig; voorshands

Verwante woorden van "aards":

  • aardsheid, aardse, aard

Wiktionary: aards

aards
adjective
  1. betrekking hebbende op de aarde, tot de aarde behorend

Cross Translation:
FromToVia
aards weltlich mundane — worldly

aards vorm van aard:

aard [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de aard (karakter; geaardheid; inborst)
    der Charakter; die Gesinnung; die Art; die Tendenz; die Neigung
    • Charakter [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gesinnung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Art [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Tendenz [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Neigung [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. de aard (inborst; karakter; mentaliteit; )
    die Natur; der Charakter; Gemüt; die Seele; die Art; Wesen
    • Natur [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Charakter [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gemüt [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Seele [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Art [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Wesen [das ~] zelfstandig naamwoord
  3. de aard (soort)
    der Naturbezüge
  4. de aard (onderverdeling; klasse)
    die Sorte; die Gattung
    • Sorte [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Gattung [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor aard:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Art aard; geaardheid; gemoed; inborst; inslag; karakter; mentaliteit; natuur gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; genre; gesteldheid; handelwijze; hoedanigheid; inborst; kwaliteit; manier; methode; procedure; ras; slag; soort; stam; temperament; trant; type; volksstam; wijs; wijze
Charakter aard; geaardheid; gemoed; inborst; inslag; karakter; mentaliteit; natuur geaardheden; geaardheid; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; inborst; inborsten; karakter; karakters; letters; natuur; persoonlijkheid; temperament
Gattung aard; klasse; onderverdeling genre; genus; geslacht; kunne; sekse; slag; soort; stam; type; volksstam
Gemüt aard; geaardheid; gemoed; inborst; inslag; karakter; mentaliteit; natuur aanvoelen; feeling; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; gevoel; inborst; temperament
Gesinnung aard; geaardheid; inborst; karakter geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; neiging; overtuiging; vaststaande mening
Natur aard; geaardheid; gemoed; inborst; inslag; karakter; mentaliteit; natuur geaardheid; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; inborst; natuur; temperament
Naturbezüge aard; soort
Neigung aard; geaardheid; inborst; karakter asymmetrisch; buiging; declinatie; geneigdheid; gezindheid; glooiing; glooiingshoek; hang; inclinatie; keuze; mode; neiging; nijging; scheef; smaak; tendens; tendentie; trend; voorkeur; voorliefde
Seele aard; geaardheid; gemoed; inborst; inslag; karakter; mentaliteit; natuur aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust; ziel
Sorte aard; klasse; onderverdeling genre; ras; slag; soort; type
Tendenz aard; geaardheid; inborst; karakter bedoeling; beduidenis; beduiding; betekenis; geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; mode; modeverschijnsel; neiging; strekking; tendens; tendentie; trend
Wesen aard; geaardheid; gemoed; inborst; inslag; karakter; mentaliteit; natuur essentie; figuur; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; iemand; inborst; individu; kern; mens; mensenkind; midden; personage; persoon; sterveling; temperament; wezen
- karakter; natuur; persoonlijkheid

Verwante woorden van "aard":


Synoniemen voor "aard":


Verwante definities voor "aard":

  1. manier waarop iets of iemand in elkaar zit1
    • Tina is opvliegend van aard1

Wiktionary: aard

aard
noun
  1. wezen, natuur, karakter
aard
noun
  1. geistige, seelische oder körperliche Charakteristika und Eigenheiten von Personen oder Tieren bzw. deren gesamtes Wesen
  2. die generelle Beschaffenheit einer Sache oder eines Sachverhaltes
  3. heutzutage sehr selten im Plural: Eigenart oder Zustand einer Sache

Cross Translation:
FromToVia
aard Abart; Art; Gattung; Schlag; Sorte acabit — désuet|fr Décrit la nature, ou la bonne qualité ou mauvaise de certaines choses.
aard Charakter; Gemüt caractèreempreinte, marque, figure tracer sur une surface quelconque avec une plume, un burin, un ciseau, ou de toute autre manière, et à laquelle on attribuer une certaine signification. note Il se dit particulièrement des lettres et autres
aard Geschlecht; Gattung; Abart; Art; Schlag; Sorte genreensemble d’êtres, ou de choses, caractériser par un ou des traits communs.
aard Natur natureensemble des êtres et des choses, univers. Ensemble en tant qu’ordonné et régir par des lois.