Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- wortel:
- wortelen:
-
Wiktionary:
- wortel → Wurzel, Möhre, Karotte
- wortel → Karotte, Mohrrübe, Möhre, Wurzel, Wurzeln, Zahnwurzel, Haarwurzel, Quelle, Quellen, Wurzelknoten, Quadratwurzel
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor wortel (Nederlands) in het Duits
wortel:
-
de wortel (kroot)
Vertaal Matrix voor wortel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Karotte | kroot; peen; wortel | |
Mohrrübe | kroot; peen; wortel | |
Möhre | kroot; peen; wortel | |
Wurzel | kroot; peen; wortel |
Verwante woorden van "wortel":
Verwante definities voor "wortel":
Wiktionary: wortel
wortel
Cross Translation:
noun
-
Botanik: Organ, mit dem sich Pflanzen auf oder im Untergrund verankern und Nährstoffe aufnehmen
-
Wurzelgemüse einiger Arten aus der Familie der Doldenblütler
-
regional: die Möhre (Daucus carota ssp. sativus) allgemein
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wortel | → Karotte; Mohrrübe; Möhre | ↔ carrot — orange root vegetable |
• wortel | → Wurzel; Wurzeln | ↔ root — part of a plant |
• wortel | → Wurzel; Wurzeln; Zahnwurzel | ↔ root — of a tooth |
• wortel | → Haarwurzel; Wurzel | ↔ root — part of a hair under the skin |
• wortel | → Quelle; Quellen | ↔ root — primary source |
• wortel | → Wurzel | ↔ root — arithmetic: number or expression which when raised to a power gives the specified number or expression |
• wortel | → Wurzelknoten | ↔ root — graph theory: node in a tree that has no parent |
• wortel | → Quadratwurzel | ↔ square root — number |
• wortel | → Karotte; Mohrrübe; Möhre | ↔ carotte — Légume |
• wortel | → Wurzel | ↔ racine — (botanique) Partie souterraine d’un végétal qui lui permet de puiser dans le sol les éléments nécessaires à sa nutrition (eau, sels minéraux) et d’assurer sa fixation à son support. |
wortelen:
-
wortelen (wortel schieten; vastgroeien)
Conjugations for wortelen:
o.t.t.
- wortel
- wortelt
- wortelt
- wortelen
- wortelen
- wortelen
o.v.t.
- wortelde
- wortelde
- wortelde
- wortelden
- wortelden
- wortelden
v.t.t.
- ben geworteld
- bent geworteld
- is geworteld
- zijn geworteld
- zijn geworteld
- zijn geworteld
v.v.t.
- was geworteld
- was geworteld
- was geworteld
- waren geworteld
- waren geworteld
- waren geworteld
o.t.t.t.
- zal wortelen
- zult wortelen
- zal wortelen
- zullen wortelen
- zullen wortelen
- zullen wortelen
o.v.t.t.
- zou wortelen
- zou wortelen
- zou wortelen
- zouden wortelen
- zouden wortelen
- zouden wortelen
diversen
- wortel!
- wortelt!
- geworteld
- wortelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor wortelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
einwachsen | vastgroeien; wortel schieten; wortelen | |
festwachsen | vastgroeien; wortel schieten; wortelen | |
wurzeln | vastgroeien; wortel schieten; wortelen |