Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. hopen:
  2. hop:
  3. Wiktionary:
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. hopen:
    Het woord hopen is bekend in onze database, echter hebben wij hiervoor nog geen vertaling van duits naar nederlands.
    • Synoniemen voor "Hopen":
      Hoffnungsinsel; Eiland; Insel


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hopen (Nederlands) in het Duits

hopen:

hopen werkwoord (hoop, hoopt, hoopte, hoopten, gehoopt)

  1. hopen (van hoop vervuld zijn; spinzen; verlangen)
    hoffen; verlangen; schmachten; herbeisehnen; sich sehnen
    • hoffen werkwoord (hoffe, hoffst, hofft, hoffte, hofftet, gehofft)
    • verlangen werkwoord (verlange, verlangst, verlangt, verlangte, verlangtet, verlangt)
    • schmachten werkwoord (schmachte, schmachtest, schmachtet, schmachtete, schmachtetet, geschmachtet)
    • herbeisehnen werkwoord (sehne herbei, sehnst herbei, sehnt herbei, sehnte herbei, sehntet herbei, herbeigesehnt)
    • sich sehnen werkwoord (sehne mich, sehnst dich, sehnt sich, sehnte sich, sehntet euch, sich gesehnt)
  2. hopen (op hopen zetten)
    hoffen; wünschen; erhoffen
    • hoffen werkwoord (hoffe, hoffst, hofft, hoffte, hofftet, gehofft)
    • wünschen werkwoord (wünsche, wünscht, wünschte, wünschtet, gewünscht)
    • erhoffen werkwoord
  3. hopen (opeenhopen; accumuleren)
    anhäufen; sammeln; zusammendrängen; aufhäufen; stapeln; ansammeln
    • anhäufen werkwoord (häufe an, häufst an, häuft an, häufte an, häuftet an, angehäuft)
    • sammeln werkwoord (sammele, sammelst, sammelt, sammelte, sammeltet, gesammelt)
    • zusammendrängen werkwoord (dränge zusammen, drängst zusammen, drängt zusammen, drängte zusammen, drängtet zusammen, zusammengedrängt)
    • aufhäufen werkwoord (häufe auf, häufst auf, häuft auf, häufte auf, häuftet auf, aufgehäuft)
    • stapeln werkwoord (stapele, stapelst, stapelt, stapelte, stapeltet, gestapelt)
    • ansammeln werkwoord (sammele an, sammelst an, sammelt an, sammelte an, sammeltet an, angesammelt)

Conjugations for hopen:

o.t.t.
  1. hoop
  2. hoopt
  3. hoopt
  4. hopen
  5. hopen
  6. hopen
o.v.t.
  1. hoopte
  2. hoopte
  3. hoopte
  4. hoopten
  5. hoopten
  6. hoopten
v.t.t.
  1. heb gehoopt
  2. hebt gehoopt
  3. heeft gehoopt
  4. hebben gehoopt
  5. hebben gehoopt
  6. hebben gehoopt
v.v.t.
  1. had gehoopt
  2. had gehoopt
  3. had gehoopt
  4. hadden gehoopt
  5. hadden gehoopt
  6. hadden gehoopt
o.t.t.t.
  1. zal hopen
  2. zult hopen
  3. zal hopen
  4. zullen hopen
  5. zullen hopen
  6. zullen hopen
o.v.t.t.
  1. zou hopen
  2. zou hopen
  3. zou hopen
  4. zouden hopen
  5. zouden hopen
  6. zouden hopen
diversen
  1. hoop!
  2. hoopt!
  3. gehoopt
  4. hopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

hopen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de hopen (stapels)
    die Haufen
    • Haufen [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hopen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Haufen hopen; stapels accumulatie; bende; berg; bijeenbrenging; boel; clan; drom; grote hoeveelheid; heleboel; hoop; horde; kluit; kudde; massa; menigte; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; overvloed; schaar; schare; selectie; sortering; stapel; stapeling; stel; troep; verzameling
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anhäufen accumuleren; hopen; opeenhopen cumuleren; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; ophogen; opstapelen; stapelen; verhogen
ansammeln accumuleren; hopen; opeenhopen bijeenzamelen; op bankrekening zetten; opeenhopen; oppakken; oppikken; oppotten; oprapen; opsnappen; sparen; verenigen; vergaren; verzamelen
aufhäufen accumuleren; hopen; opeenhopen op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen; talrijker maken; uitbreiden; vergroten; vermeerderen
erhoffen hopen; op hopen zetten
herbeisehnen hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen begeren; dromen; hunkeren; sterk verlangen; verlangen
hoffen hopen; op hopen zetten; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen begeren; hunkeren; sterk verlangen; tegemoetzien; uitkijken naar; verlangen; verwachten; vooruitzien
sammeln accumuleren; hopen; opeenhopen bijeen krijgen; bijeenzamelen; bijeenzoeken; collecteren; geld inzamelen; inzamelen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; op bankrekening zetten; opeenhopen; oppotten; sparen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verenigen; vergaren; verzamelen
schmachten hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen kwijnen; kwijnend verlangen; lijden; smachten; snakken
sich sehnen hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen een sterke begeerte hebben naar; hongeren naar
stapeln accumuleren; hopen; opeenhopen accumuleren; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen; zich ophopen; zich opstapelen
verlangen hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen een sterke begeerte hebben naar; eisen; hongeren naar; inmanen; invorderen; vorderen
wünschen hopen; op hopen zetten begeren; hunkeren; sterk verlangen; toewensen; verlangen
zusammendrängen accumuleren; hopen; opeenhopen samendringen

Verwante woorden van "hopen":


Verwante definities voor "hopen":

  1. graag willen dat het gebeurt1
    • ik hoop dat je komt1

Wiktionary: hopen

hopen
verb
  1. wensen, graag zien dat er iets wel of niet voorvalt
hopen
verb
  1. zuversichtlich erwarten, in die Zukunft vertrauen

Cross Translation:
FromToVia
hopen hoffen hope — to want something to happen, with expectation that it might
hopen hoffen; erhoffen espérer — (vieilli) soutenu|fr ou Acadie|fr (transitive) attendre la venue de quelqu’un.
hopen hoffen; erhoffen; wünschen; mögen; verlangen; begehren souhaiterformer un souhait.

hopen vorm van hop:

hop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de hop (bierhop)
    der Hopfen
    • Hopfen [der ~] zelfstandig naamwoord

hop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de hop
    der Wiedehopf

Vertaal Matrix voor hop:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Hopfen bierhop; hop
Wiedehopf hop

Verwante woorden van "hop":


Wiktionary: hop

hop
noun
  1. Upupa epops, bepaalde vogel met typische kuif
hop
noun
  1. Ornithologie: höhlenbrütender Vogel mit langem Schnabel und großer Federhaube
  2. Botanik: der echte Hopfen, eine 5 m hohe Kletterpflanze, dient als Bitterstoff-Erzeuger in der Bierbrauerei

Cross Translation:
FromToVia
hop Hopfen houblonplante grimpante de la famille des Urticaceae, dont l'inflorescence femelle employer dans la fabrication de la bière.
hop Wiedehopf huppe — oiseau
hop Wiedehopf huppe fasciée — ornithol|nocat Espèce d'oiseau, huppe de l'Ancien Monde au plumage orangé clair barré de noir et blanc sur les ailes et la queue et à longue huppe érectile.

Verwante vertalingen van hopen



Duits

Uitgebreide vertaling voor hopen (Duits) in het Nederlands

Hopen:


Synoniemen voor "Hopen":

  • Hoffnungsinsel; Eiland; Insel