Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- temperen:
-
Wiktionary:
- temperen → lindern, mildern, dämpfen, unterdrücken, in Schlaf versetzen, schlafen machen, hart machen, härten, abhärten, stählen, mengen, mischen, ermäßigen, hemmen, verzögern, zurückkehren, drehen, kehren, umdrehen, umwälzen, wenden, umwenden, zurücksenden
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor temperen (Nederlands) in het Duits
temperen:
-
temperen
-
temperen (zich matigen; dempen; matigen)
dämpfen; temperieren; beschwichtigen; sich fassen; sich beruhigen; sich mäßigen-
beschwichtigen werkwoord (beschwichtige, beschwichtigst, beschwichtigt, beschwichtigte, beschwichtigtet, beschwichtigt)
-
sich beruhigen werkwoord (beruhige mich, beruhigst dich, beruhigt sich, beruhigte sich, beruhigtet euch, sich beruhigt)
-
sich mäßigen werkwoord
Conjugations for temperen:
o.t.t.
- temper
- tempert
- tempert
- temperen
- temperen
- temperen
o.v.t.
- temperde
- temperde
- temperde
- temperden
- temperden
- temperden
v.t.t.
- heb getemperd
- hebt getemperd
- heeft getemperd
- hebben getemperd
- hebben getemperd
- hebben getemperd
v.v.t.
- had getemperd
- had getemperd
- had getemperd
- hadden getemperd
- hadden getemperd
- hadden getemperd
o.t.t.t.
- zal temperen
- zult temperen
- zal temperen
- zullen temperen
- zullen temperen
- zullen temperen
o.v.t.t.
- zou temperen
- zou temperen
- zou temperen
- zouden temperen
- zouden temperen
- zouden temperen
en verder
- ben getemperd
- bent getemperd
- is getemperd
- zijn getemperd
- zijn getemperd
- zijn getemperd
diversen
- temper!
- tempert!
- getemperd
- temperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor temperen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
beschwichtigen | dempen; matigen; temperen; zich matigen | bedaren; bijleggen; geruststellen; kalmeren; schikken; sussen; tot kalmte manen; verzoenen; vrede sluiten |
dämpfen | dempen; matigen; temperen; zich matigen | bedaren; beheersen; beteugelen; iem. verstikken; intomen; kalmeren; op vuur pruttelen; pruttelen; smoren; stoffen; stoven; sudderen; sussen; tot kalmte manen |
mäßigen | temperen | terugdraaien; terugschroeven |
sich beruhigen | dempen; matigen; temperen; zich matigen | luwen; tot bedaren komen; uitwoeden; verflauwen; wegsterven |
sich fassen | dempen; matigen; temperen; zich matigen | luwen; tot bedaren komen; uitwoeden; verflauwen; wegsterven |
sich mäßigen | dempen; matigen; temperen; zich matigen | |
temperieren | dempen; matigen; temperen; zich matigen | op temperatuur brengen |
Wiktionary: temperen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• temperen | → lindern; mildern | ↔ alleviate — make less severe |
• temperen | → dämpfen; unterdrücken | ↔ smother — to reduce to a low degree of vigor or activity |
• temperen | → in Schlaf versetzen; schlafen machen | ↔ assoupir — endormir à demi. |
• temperen | → hart machen; härten; abhärten; stählen | ↔ durcir — Durcir |
• temperen | → mengen; mischen | ↔ mélanger — Unir plusieurs choses ensemble pour former un tout |
• temperen | → ermäßigen; hemmen; verzögern | ↔ ralentir — transitif|fr diminuer la vitesse. |
• temperen | → zurückkehren; drehen; kehren; umdrehen; umwälzen; wenden; umwenden; zurücksenden; mengen; mischen | ↔ retourner — aller de nouveau en un lieu. |