Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- fit:
- Wiktionary:
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- fit:
-
Wiktionary:
- fit → fit
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor fit (Nederlands) in het Duits
fit:
-
fit (gezond; blakend; getraind)
gesund; fit; gutsituiert; blühend; gutgestellt; heil; wohlhabend; glühend; inbesterForm; finanzstark; springlebendig; wohlauf; heilsam; behäbig; hygienisch-
gesund bijvoeglijk naamwoord
-
fit bijvoeglijk naamwoord
-
gutsituiert bijvoeglijk naamwoord
-
blühend bijvoeglijk naamwoord
-
gutgestellt bijvoeglijk naamwoord
-
heil bijvoeglijk naamwoord
-
wohlhabend bijvoeglijk naamwoord
-
glühend bijvoeglijk naamwoord
-
inbesterForm bijvoeglijk naamwoord
-
finanzstark bijvoeglijk naamwoord
-
springlebendig bijvoeglijk naamwoord
-
wohlauf bijvoeglijk naamwoord
-
heilsam bijvoeglijk naamwoord
-
behäbig bijvoeglijk naamwoord
-
hygienisch bijvoeglijk naamwoord
-
-
fit (blakend van gezondheid; gezond; zonder ziekte)
gesund; in bester Form; wohlauf; springlebendig; fit; blühend-
gesund bijvoeglijk naamwoord
-
in bester Form bijvoeglijk naamwoord
-
wohlauf bijvoeglijk naamwoord
-
springlebendig bijvoeglijk naamwoord
-
fit bijvoeglijk naamwoord
-
blühend bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor fit:
Verwante woorden van "fit":
Duits
Uitgebreide vertaling voor fit (Duits) in het Nederlands
fit:
-
fit (inbesterForm; gesund; gutsituiert; blühend; gutgestellt; heil; wohlhabend; glühend; finanzstark; springlebendig; wohlauf; heilsam; behäbig; hygienisch)
-
fit (blühend; gesund; heilsam; wohlauf; glühend; gutgestellt; springlebendig; inbesterForm)
gezond; zonder ziekte; blakend-
gezond bijvoeglijk naamwoord
-
zonder ziekte bijvoeglijk naamwoord
-
blakend bijvoeglijk naamwoord
-
-
fit (gesund; in bester Form; wohlauf; springlebendig; blühend)
blakend van gezondheid; gezond; fit; zonder ziekte-
blakend van gezondheid bijvoeglijk naamwoord
-
gezond bijvoeglijk naamwoord
-
fit bijvoeglijk naamwoord
-
zonder ziekte bijvoeglijk naamwoord
-