Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- bezemen:
-
Wiktionary:
- bezemen → fegen, kehren, abkehren, auskehren, abfegen, ausfegen, wegfegen, schippen, vor sich herfegen, hinwegfegen, beseitigen, vertreiben, hinausjagen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bezemen (Nederlands) in het Duits
bezemen:
Conjugations for bezemen:
o.t.t.
- bezem
- bezemt
- bezemt
- bezemen
- bezemen
- bezemen
o.v.t.
- bezemde
- bezemde
- bezemde
- bezemden
- bezemden
- bezemden
v.t.t.
- heb gebezemd
- hebt gebezemd
- heeft gebezemd
- hebben gebezemd
- hebben gebezemd
- hebben gebezemd
v.v.t.
- had gebezemd
- had gebezemd
- had gebezemd
- hadden gebezemd
- hadden gebezemd
- hadden gebezemd
o.t.t.t.
- zal bezemen
- zult bezemen
- zal bezemen
- zullen bezemen
- zullen bezemen
- zullen bezemen
o.v.t.t.
- zou bezemen
- zou bezemen
- zou bezemen
- zouden bezemen
- zouden bezemen
- zouden bezemen
diversen
- bezem!
- bezemt!
- gebezemd
- bezemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor bezemen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
abseifen | bezemen |
Wiktionary: bezemen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bezemen | → fegen; kehren; abkehren; auskehren; abfegen; ausfegen; wegfegen; schippen; vor sich herfegen; hinwegfegen; beseitigen; vertreiben; hinausjagen | ↔ balayer — nettoyer un lieu avec le balai. |