Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- schilderen:
- schilder:
-
Wiktionary:
- schilderen → malen
- schilderen → zeichnen, bemalen, anmalen, streichen, malen, Malerei
- schilder → Maler
- schilder → Maler, Malerin, Kunstmaler, Kunstmalerin, Freizeitmaler, Freizeitmalerin, Hobbymaler, Hobbymalerin, Anstreicher, Anstreicherin, Autolackierer, Autolackiererin, Fahrzeuglackierer, Fahrzeuglackiererin
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- schildern:
-
Wiktionary:
- schildern → afschilderen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor schilderen (Nederlands) in het Duits
schilderen:
-
schilderen (portretteren; tekenen; afbeelden)
-
schilderen (verven; lakken; beschilderen)
Conjugations for schilderen:
o.t.t.
- schilder
- schildert
- schildert
- schilderen
- schilderen
- schilderen
o.v.t.
- schilderde
- schilderde
- schilderde
- schilderden
- schilderden
- schilderden
v.t.t.
- heb geschilderd
- hebt geschilderd
- heeft geschilderd
- hebben geschilderd
- hebben geschilderd
- hebben geschilderd
v.v.t.
- had geschilderd
- had geschilderd
- had geschilderd
- hadden geschilderd
- hadden geschilderd
- hadden geschilderd
o.t.t.t.
- zal schilderen
- zult schilderen
- zal schilderen
- zullen schilderen
- zullen schilderen
- zullen schilderen
o.v.t.t.
- zou schilderen
- zou schilderen
- zou schilderen
- zouden schilderen
- zouden schilderen
- zouden schilderen
en verder
- ben geschilderd
- bent geschilderd
- is geschilderd
- zijn geschilderd
- zijn geschilderd
- zijn geschilderd
diversen
- schilder!
- schildert!
- geschilderd
- schilderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
schilderen
Vertaal Matrix voor schilderen:
Verwante woorden van "schilderen":
Verwante definities voor "schilderen":
Wiktionary: schilderen
schilderen
Cross Translation:
verb
-
-
-
(transitiv); im übertragenen Sinne: schildern; (in literarischen Darbietungen und Texten) Figuren, Charaktere mittels Zeichen, Sprachstil, Gesten, in Haltung und Miene interagierend handeln lassen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schilderen | → bemalen; anmalen; streichen; malen | ↔ paint — apply paint to |
• schilderen | → malen | ↔ paint — practise the art of painting pictures |
• schilderen | → Malerei | ↔ painting — the action of applying paint |
• schilderen | → malen | ↔ dépeindre — décrire et représenter par le discours. |
• schilderen | → malen | ↔ peindre — enduire ou couvrir de peinture, de couleur ou de pigments. |
schilder:
-
de schilder (huisschilder; verver; huisschilderes)
Vertaal Matrix voor schilder:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Anstreicher | huisschilder; huisschilderes; schilder; verver | huisschilders; schilders; ververs |
Maler | huisschilder; huisschilderes; schilder; verver | kunstschilder |
Verwante woorden van "schilder":
Wiktionary: schilder
schilder
Cross Translation:
noun
schilder
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schilder | → Maler; Malerin; Kunstmaler; Kunstmalerin; Freizeitmaler; Freizeitmalerin; Hobbymaler; Hobbymalerin | ↔ painter — artist |
• schilder | → Maler; Malerin; Anstreicher; Anstreicherin; Autolackierer; Autolackiererin; Fahrzeuglackierer; Fahrzeuglackiererin | ↔ painter — laborer |
• schilder | → Maler | ↔ peintre — artiste utilisant la peinture pour son art. |
Computer vertaling door derden:
Duits
Uitgebreide vertaling voor schilderen (Duits) in het Nederlands
schilderen vorm van schildern:
-
schildern (benachrichtigen; erzählen; mitteilen)
-
schildern (darstellen)
-
schildern (beschreiben; umschreiben; skizzieren; darstellen; abbilden; entwerfen)
-
schildern (verdeutlichen; erklären; auseinandersetzen; deuten; erörtern; erläutern; aufschließen; darlegen; illustrieren)
uitleggen; verduidelijken; uiteenzetten; ontvouwen-
verduidelijken werkwoord (verduidelijk, verduidelijkt, verduidelijkte, verduidelijkten, verduidelijkt)
Conjugations for schildern:
Präsens
- schildere
- schilderst
- schildert
- schilderen
- schildert
- schilderen
Imperfekt
- schilderte
- schildertest
- schilderte
- schilderten
- schildertet
- schilderten
Perfekt
- habe geschildert
- hast geschildert
- hat geschildert
- haben geschildert
- habt geschildert
- haben geschildert
1. Konjunktiv [1]
- schildere
- schilderest
- schildere
- schilderen
- schilderet
- schilderen
2. Konjunktiv
- schilderte
- schildertest
- schilderte
- schilderten
- schildertet
- schilderten
Futur 1
- werde schildern
- wirst schildern
- wird schildern
- werden schildern
- werdet schildern
- werden schildern
1. Konjunktiv [2]
- würde schildern
- würdest schildern
- würde schildern
- würden schildern
- würdet schildern
- würden schildern
Diverses
- schilder!
- schildert!
- schilderen Sie!
- geschildert
- schildernd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor schildern:
Synoniemen voor "schildern":
Wiktionary: schildern
schildern
verb
-
een meestal niet geheel terechte weergave van iets of iemand geven
Computer vertaling door derden: