Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. oplage:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor oplage (Nederlands) in het Duits

oplage:

oplage [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de oplage (druk; uitgave)
    der Druck; die Auflage; die Spannung; die Auflegung; der Zwang; die Last
    • Druck [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Auflage [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Spannung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Auflegung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Zwang [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Last [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor oplage:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Auflage druk; oplage; uitgave afdrukken; band; boekdeel; boordsel; bordgarneersel; deel; drukken; galon; geluidsniveau; omzoming; oplegsel; passement; volume
Auflegung druk; oplage; uitgave band; boekdeel; deel; geluidsniveau; volume
Druck druk; oplage; uitgave afdrukken; band; behoeftigheid; bloeddruk; boekdeel; deel; druk; drukken; drukking; dwang; nood; noodwendigheid; pressie; tensie; volume
Last druk; oplage; uitgave cargo; draaglast; gelazer; gevoelslast; kruis; kruisvorm; lading; last; lasten van een lastdier; moeilijkheid; narigheid; penarie; probleem; trammelant; vracht
Spannung druk; oplage; uitgave concentratie; geluidsniveau; gespannen toestand; gespannenheid; ingespannenheid; spanning; strakheid; volume
Zwang druk; oplage; uitgave bloeddruk; druk; dwang; pressie; tensie

Verwante woorden van "oplage":

  • oplages

Wiktionary: oplage

oplage
noun
  1. Verlagswesen: Gesamtzahl der gleichzeitig hergestellten Vervielfältigungsstücke, wie Bücher, Zeitungen oder Zeitschriften