Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- flauwheid:
-
flauw:
- vage; unbestimmt; neblig; diesig; flau; trübe; dunkel; fahl; verschwommen; dunstig; finster; trüb; schattenhaft; mehlig; albern; fade; geschmacklos; verschossen; schal; verschlissen; farblos; falb; glanzlos; matt; welk; ausgebleicht; ohne Salz; schwach; lustlos; schlapp; salzlos; ohne Geschmack
-
Wiktionary:
- flauwheid → Krankheit, Erkrankung, Gebrechen
- flauw → sinnlos, albern, abgestanden, fade, lasch, lau, schwach
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor flauwheid (Nederlands) in het Duits
flauwheid:
-
de flauwheid (zonder veel smaak)
Vertaal Matrix voor flauwheid:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Geschmacklosigkeit | flauwheid; zonder veel smaak | kitscherigheid; smakeloosheid; wansmaak; zouteloosheid |
Verwante woorden van "flauwheid":
Wiktionary: flauwheid
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• flauwheid | → Krankheit; Erkrankung; Gebrechen | ↔ infirmité — affection congénitale ou accidentelle qui gêne ou empêcher le fonctionnement de telle ou telle partie de l’organisme. |
flauw:
-
flauw (wazig; onduidelijk; vaag; mistig; vagelijk; nevelachtig; onhelder)
vage; unbestimmt; neblig; diesig; flau; trübe; dunkel; fahl; verschwommen; dunstig; finster; trüb; schattenhaft-
vage bijvoeglijk naamwoord
-
unbestimmt bijvoeglijk naamwoord
-
neblig bijvoeglijk naamwoord
-
diesig bijvoeglijk naamwoord
-
flau bijvoeglijk naamwoord
-
trübe bijvoeglijk naamwoord
-
dunkel bijvoeglijk naamwoord
-
fahl bijvoeglijk naamwoord
-
verschwommen bijvoeglijk naamwoord
-
dunstig bijvoeglijk naamwoord
-
finster bijvoeglijk naamwoord
-
trüb bijvoeglijk naamwoord
-
schattenhaft bijvoeglijk naamwoord
-
-
flauw (melig)
mehlig; albern; fade; geschmacklos-
mehlig bijvoeglijk naamwoord
-
albern bijvoeglijk naamwoord
-
fade bijvoeglijk naamwoord
-
geschmacklos bijvoeglijk naamwoord
-
-
flauw (flets; verschoten; bleek)
verschossen; schal; verschlissen; farblos; falb; glanzlos; matt; fahl; welk; ausgebleicht-
verschossen bijvoeglijk naamwoord
-
schal bijvoeglijk naamwoord
-
verschlissen bijvoeglijk naamwoord
-
farblos bijvoeglijk naamwoord
-
falb bijvoeglijk naamwoord
-
glanzlos bijvoeglijk naamwoord
-
matt bijvoeglijk naamwoord
-
fahl bijvoeglijk naamwoord
-
welk bijvoeglijk naamwoord
-
ausgebleicht bijvoeglijk naamwoord
-
-
flauw (zonder zout; laf; zoutloos)
geschmacklos; flau; ohne Salz-
geschmacklos bijvoeglijk naamwoord
-
flau bijvoeglijk naamwoord
-
ohne Salz bijvoeglijk naamwoord
-
-
flauw (flauwtjes; zwak; zwakjes)
-
flauw (zonder smaak; smakeloos)
flau; schlapp; schal; fade; geschmacklos; salzlos; ohne Geschmack-
flau bijvoeglijk naamwoord
-
schlapp bijvoeglijk naamwoord
-
schal bijvoeglijk naamwoord
-
fade bijvoeglijk naamwoord
-
geschmacklos bijvoeglijk naamwoord
-
salzlos bijvoeglijk naamwoord
-
ohne Geschmack bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor flauw:
Verwante woorden van "flauw":
Antoniemen van "flauw":
Verwante definities voor "flauw":
Wiktionary: flauw
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• flauw | → sinnlos; albern | ↔ inane — lacking sense or meaning |
• flauw | → abgestanden; fade; lasch | ↔ insipid — unappetizingly flavorless |
• flauw | → lau | ↔ lukewarm — not very enthusiastic |
• flauw | → lau | ↔ tepid — uninterested |
• flauw | → schwach | ↔ weak — dilute, lacking in taste or potency |