Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- drop:
- droppen:
-
Wiktionary:
- drop → Lakritze, Drop, Stoppball
- drop → Nieselregen, Sprühregen, Lakritze
- droppen → tropfen, absetzen, abwerfen
- droppen → fallen lassen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor drop (Nederlands) in het Duits
drop:
-
de drop (druppel)
-
de drop
– zwarte snoep die onder andere van zoet hout gemaakt is 1
Vertaal Matrix voor drop:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Lakritz | drop | |
Tropfen | drop; druppel |
Verwante woorden van "drop":
Verwante definities voor "drop":
Wiktionary: drop
drop
Cross Translation:
noun
drop
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• drop | → Nieselregen; Sprühregen | ↔ drizzle — light rain |
• drop | → Lakritze | ↔ liquorice — confection |
droppen:
-
droppen (ergens loslaten; afzetten)
-
droppen (druppelen; afdruipen; sijpelen; druipen; druppen; druppels laten vallen; uitdruppelen)
triefen; laufen; tropfen; lecken; abtropfen; durchsickern; auslecken; herauströpfeln; durchfallen; sickern; tröpfeln-
durchsickern werkwoord (durchsickere, durchsickerst, durchsickert, durchsickerte, durchsickertet, durchgesickert)
-
herauströpfeln werkwoord (tröpfle heraus, tröpfelst heraus, tröpfelt heraus, tröpfelte heraus, tröpfeltet heraus, herausgeströpfelt)
-
durchfallen werkwoord (falle durch, fällst durch, fällt durch, fiel durch, fielt durch, durchgefallen)
-
droppen (druppels laten vallen; druipen; druppen; druppelen)
tropfen; laufen; triefen; durchsickern; tröpfeln; abtropfen; sickern; auslecken; herauströpfeln-
durchsickern werkwoord (durchsickere, durchsickerst, durchsickert, durchsickerte, durchsickertet, durchgesickert)
-
herauströpfeln werkwoord (tröpfle heraus, tröpfelst heraus, tröpfelt heraus, tröpfelte heraus, tröpfeltet heraus, herausgeströpfelt)
Conjugations for droppen:
o.t.t.
- drop
- dropt
- dropt
- droppen
- droppen
- droppen
o.v.t.
- dropte
- dropte
- dropte
- dropten
- dropten
- dropten
v.t.t.
- heb gedropt
- hebt gedropt
- heeft gedropt
- hebben gedropt
- hebben gedropt
- hebben gedropt
v.v.t.
- had gedropt
- had gedropt
- had gedropt
- hadden gedropt
- hadden gedropt
- hadden gedropt
o.t.t.t.
- zal droppen
- zult droppen
- zal droppen
- zullen droppen
- zullen droppen
- zullen droppen
o.v.t.t.
- zou droppen
- zou droppen
- zou droppen
- zouden droppen
- zouden droppen
- zouden droppen
en verder
- ben gedropt
- bent gedropt
- is gedropt
- zijn gedropt
- zijn gedropt
- zijn gedropt
diversen
- drop!
- dropt!
- gedropt
- droppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze