Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- achterlaten:
-
Wiktionary:
- achterlaten → zurücklassen, hinterlassen
- achterlaten → aufgeben, zurücklassen, aussetzen, im Stich lassen, verlassen, den Laufpass geben, lassen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor achterlaten (Nederlands) in het Duits
achterlaten:
-
achterlaten (nalaten)
Conjugations for achterlaten:
o.t.t.
- laat achter
- laat achter
- laat achter
- laten achter
- laten achter
- laten achter
o.v.t.
- liet achter
- liet achter
- liet achter
- lieten achter
- lieten achter
- lieten achter
v.t.t.
- heb achtergelaten
- hebt achtergelaten
- heeft achtergelaten
- hebben achtergelaten
- hebben achtergelaten
- hebben achtergelaten
v.v.t.
- had achtergelaten
- had achtergelaten
- had achtergelaten
- hadden achtergelaten
- hadden achtergelaten
- hadden achtergelaten
o.t.t.t.
- zal achterlaten
- zult achterlaten
- zal achterlaten
- zullen achterlaten
- zullen achterlaten
- zullen achterlaten
o.v.t.t.
- zou achterlaten
- zou achterlaten
- zou achterlaten
- zouden achterlaten
- zouden achterlaten
- zouden achterlaten
diversen
- laat achter!
- laat achter!
- achtergelaten
- achterlatende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor achterlaten:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hinterlassen | achterlaten; nalaten | laten; laten liggen; laten voorbijgaan; legateren; nalaten; permitteren; teruglaten; toelaten; vererven; vermaken |
zurücklassen | achterlaten; nalaten | iemand iets nalaten; nalaten; teruglaten; vermaken; veronachtzamen |
Wiktionary: achterlaten
achterlaten
Cross Translation:
verb
achterlaten
-
dumpen, weggaan van, verlaten
- achterlaten → zurücklassen; hinterlassen
verb
-
zurücklassen, beim Fortgehen liegen lassen, nach dem Weggehen meist absichtlich nicht mitnehmen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• achterlaten | → aufgeben; zurücklassen; aussetzen | ↔ abandon — to leave behind or desert |
• achterlaten | → im Stich lassen; verlassen | ↔ desert — to abandon |
• achterlaten | → den Laufpass geben; verlassen | ↔ jilt — to jilt |
• achterlaten | → lassen; zurücklassen | ↔ leave — To cause to remain as available, not take away, refrain from depleting |
• achterlaten | → verlassen | ↔ leave — To depart from, end one's connection or affiliation with |