Nederlands
Uitgebreide vertaling voor washand (Nederlands) in het Duits
washand: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- was: Wäsche
- hand: Hand
- wassen: waschen; ausspülen; gedeihen; Waschen; Reinigen; Sauber machen; wächsern; Schwellen
- zijn: sich befinden; leben; existieren; besteht; dasein; fortbestehen; seinen; seinem; Leben; Existenz; Dasein; Sein; Lebenswandel; Fortbestehen; sein
Spelling Suggesties voor: washand
Wiktionary: washand
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• washand | → Waschlappen | ↔ flannel — washcloth |
Computer vertaling door derden:
Duits