Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. dampen:
  2. damp:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dampen (Nederlands) in het Duits

dampen:

dampen werkwoord (damp, dampt, dampte, dampten, gedampt)

  1. dampen (verdampen; rook afgeven)
    dunsten; dampfen; qualmen
    • dunsten werkwoord (dunste, dunstest, dunstet, dunstete, dunstetet, gedunstet)
    • dampfen werkwoord (dampfe, dampfst, dampft, dampfte, dampftet, gedampft)
    • qualmen werkwoord (qualme, qualmst, qualmt, qualmte, qualmtet, gequalmt)
  2. dampen (uitwasemen; stomen; wasemen)
    dampfen; rauchen; qualmen
    • dampfen werkwoord (dampfe, dampfst, dampft, dampfte, dampftet, gedampft)
    • rauchen werkwoord (rauche, rauchst, raucht, rauchte, rauchtet, geraucht)
    • qualmen werkwoord (qualme, qualmst, qualmt, qualmte, qualmtet, gequalmt)
  3. dampen (tabak roken)
    rauchen
    • rauchen werkwoord (rauche, rauchst, raucht, rauchte, rauchtet, geraucht)

Conjugations for dampen:

o.t.t.
  1. damp
  2. dampt
  3. dampt
  4. dampen
  5. dampen
  6. dampen
o.v.t.
  1. dampte
  2. dampte
  3. dampte
  4. dampten
  5. dampten
  6. dampten
v.t.t.
  1. heb gedampt
  2. hebt gedampt
  3. heeft gedampt
  4. hebben gedampt
  5. hebben gedampt
  6. hebben gedampt
v.v.t.
  1. had gedampt
  2. had gedampt
  3. had gedampt
  4. hadden gedampt
  5. hadden gedampt
  6. hadden gedampt
o.t.t.t.
  1. zal dampen
  2. zult dampen
  3. zal dampen
  4. zullen dampen
  5. zullen dampen
  6. zullen dampen
o.v.t.t.
  1. zou dampen
  2. zou dampen
  3. zou dampen
  4. zouden dampen
  5. zouden dampen
  6. zouden dampen
diversen
  1. damp!
  2. dampt!
  3. gedampt
  4. dampend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

dampen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de dampen
    die Düfte; die Dämpfe
    • Düfte [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Dämpfe [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor dampen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Dämpfe dampen
Düfte dampen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dampfen dampen; rook afgeven; stomen; uitwasemen; verdampen; wasemen
dunsten dampen; rook afgeven; verdampen
qualmen dampen; rook afgeven; stomen; uitwasemen; verdampen; wasemen roken; walm afgeven; walmen
rauchen dampen; stomen; tabak roken; uitwasemen; wasemen roken

Verwante woorden van "dampen":


Wiktionary: dampen

dampen
verb
  1. damp, geur produceren

damp:

damp [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de damp (walm; rook)
    der Rauch; der Dampf; der Qualm; der Nebel
    • Rauch [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Dampf [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Qualm [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Nebel [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor damp:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Dampf damp; rook; walm mist; nevel; stoom; uitwaseming; waas; wasem; zichtbare damp
Nebel damp; rook; walm dichte mist; heiigheid; mist; nevel; uitwaseming; waas; wasem; zichtbare damp
Qualm damp; rook; walm mist; nevel; rokerigheid; waas
Rauch damp; rook; walm

Verwante woorden van "damp":


Wiktionary: damp

damp
noun
  1. de gasvormige toestand van een stof, de toestand die ontstaan is door verdamping

Cross Translation:
FromToVia
damp Dunst; Nebel mist — Water or other liquid finely suspended in air
damp Dampf reek — vapor
damp Dampf vapor — the gaseous state of a substance that is normally a solid or liquid
damp Dampf vapour — the gas phase component of a liquid or solid
damp Nebel brouillard — métrol|fr vapeur plus ou moins épaisse, et ordinairement froide, qui obscurcir l’air.
damp Ausdünstung; Dunst exhalaison — didactique|fr Ce qui s’exhaler d’un corps.
damp Rauch fuméenuée de particules en suspension dans l’air former une masse gazeuse opaque, qui sortir des choses brûler, ou extrêmement échauffer par le feu.
damp Dampf vapeur — Vapeur d’eau