Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- choqueren:
-
Wiktionary:
- choqueren → schockieren
- choqueren → Anstoß erregen, klopfen, schlagen, hauen, prügeln, ausklopfen, aufschlagen, aushämmern, schlagen gegen, prasseln gegen, peitschen gegen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor choqueren (Nederlands) in het Duits
choqueren:
-
choqueren (aanstoot geven; shockeren; schokken)
-
choqueren (aanstoot geven; shockeren)
Anstoß erregen-
Anstoß erregen werkwoord
-
Conjugations for choqueren:
o.t.t.
- choqueer
- choqueert
- choqueert
- choqueren
- choqueren
- choqueren
o.v.t.
- choqueerde
- choqueerde
- choqueerde
- choqueerden
- choqueerden
- choqueerden
v.t.t.
- heb gechoqueerd
- hebt gechoqueerd
- heeft gechoqueerd
- hebben gechoqueerd
- hebben gechoqueerd
- hebben gechoqueerd
v.v.t.
- had gechoqueerd
- had gechoqueerd
- had gechoqueerd
- hadden gechoqueerd
- hadden gechoqueerd
- hadden gechoqueerd
o.t.t.t.
- zal choqueren
- zult choqueren
- zal choqueren
- zullen choqueren
- zullen choqueren
- zullen choqueren
o.v.t.t.
- zou choqueren
- zou choqueren
- zou choqueren
- zouden choqueren
- zouden choqueren
- zouden choqueren
en verder
- ben gechoqueerd
- bent gechoqueerd
- is gechoqueerd
- zijn gechoqueerd
- zijn gechoqueerd
- zijn gechoqueerd
diversen
- choqueer!
- choqueert!
- gechoqueerd
- choquerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor choqueren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Anstoß erregen | aanstoot geven; choqueren; shockeren | |
erschüttern | aanstoot geven; choqueren; schokken; shockeren | heen en weer bewegen; laten schrikken; schokken; schudden |
schockieren | aanstoot geven; choqueren; schokken; shockeren | laten schrikken; schokken; voor het hoofd stoten |
Wiktionary: choqueren
choqueren
Cross Translation:
verb
-
een emotionele schok bij iemand veroorzaken
- choqueren → schockieren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• choqueren | → Anstoß erregen | ↔ choquer — donner un choc, heurter. |
• choqueren | → Anstoß erregen; klopfen; schlagen; hauen; prügeln; ausklopfen; aufschlagen; aushämmern; schlagen gegen; prasseln gegen; peitschen gegen | ↔ heurter — entrer brusquement en contact. |