Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. plegen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor plegen (Nederlands) in het Duits

plegen:

plegen werkwoord (pleeg, pleegt, pleegde, pleegden, gepleegd)

  1. plegen
    pflegen; treiben; betreiben; ausüben
    • pflegen werkwoord (pflege, pflegst, pflegt, pflegte, pflegtet, gepflegt)
    • treiben werkwoord (treibe, treibst, treibt, trieb, triebt, getrieben)
    • betreiben werkwoord (betreibe, betreibst, betreibt, betrieb, betriebt, betrieben)
    • ausüben werkwoord (übe aus, übst aus, übt aus, übte aus, übtet aus, ausgeübt)

Conjugations for plegen:

o.t.t.
  1. pleeg
  2. pleegt
  3. pleegt
  4. plegen
  5. plegen
  6. plegen
o.v.t.
  1. pleegde
  2. pleegde
  3. pleegde
  4. pleegden
  5. pleegden
  6. pleegden
v.t.t.
  1. heb gepleegd
  2. hebt gepleegd
  3. heeft gepleegd
  4. hebben gepleegd
  5. hebben gepleegd
  6. hebben gepleegd
v.v.t.
  1. had gepleegd
  2. had gepleegd
  3. had gepleegd
  4. hadden gepleegd
  5. hadden gepleegd
  6. hadden gepleegd
o.t.t.t.
  1. zal plegen
  2. zult plegen
  3. zal plegen
  4. zullen plegen
  5. zullen plegen
  6. zullen plegen
o.v.t.t.
  1. zou plegen
  2. zou plegen
  3. zou plegen
  4. zouden plegen
  5. zouden plegen
  6. zouden plegen
en verder
  1. is gepleegd
  2. zijn gepleegd
diversen
  1. pleeg!
  2. pleegt!
  3. gepleegd
  4. plegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor plegen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ausüben plegen begaan; beoefenen; doen; handelen; per ongeluk doen; uitoefenen; uitrichten; uitvoeren; verrichten
betreiben plegen begaan; beoefenen; de liefde bedrijven; doen; doordouwen; doorzetten; handelen; per ongeluk doen; uitoefenen; uitrichten; uitvoeren; verrichten
pflegen plegen begaan; bekommeren; per ongeluk doen; verplegen; verzorgen; zich zorgen maken; zorgen voor; zorgen voor iemand; zorgen voor iets
treiben plegen aankweken; aanplanten; begaan; beoefenen; de liefde bedrijven; doen; fokken; functioneren; gaan staan; genereren; handelen; kweken; lenen; loskrijgen; losmaken; lostornen; omhoogrijzen; ontlenen; opkweken; opstaan; per ongeluk doen; planten; procreëren; rijzen; telen; tornen; uithalen; uitoefenen; uitrichten; uitspoken; uittrekken; uitvoeren; verbouwen; verrichten; voortbrengen

Verwante definities voor "plegen":

  1. het doen1
    • hij heeft een moord gepleegd1

Wiktionary: plegen

plegen
verb
  1. een gewoonlijk verboden handeling uitvoeren
  2. gewoon zijn, vaak doen
plegen
  1. über etwas verfügen
  2. zum Zweck der Erhaltung bzw. Verbesserung eines Zustandes behandeln

Verwante vertalingen van plegen