Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. wegrennen:
  2. Wiktionary:
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. wegrennen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor wegrennen (Nederlands) in het Duits

wegrennen:

wegrennen werkwoord (ren weg, rent weg, rende weg, renden weg, weggerend)

  1. wegrennen (weghollen; wegstuiven; wegsnellen; )
    davonlaufen; davoneilen
    • davonlaufen werkwoord
    • davoneilen werkwoord (eile davon, eilst davon, eilt davon, eilte davon, eiltet davon, davongeeilt)
  2. wegrennen (wegijlen; wegspoeden; wegsnellen; weghollen; weghaasten)
    fliehen; flüchten; davoneilen; fortrennen
    • fliehen werkwoord (fliehe, fliehst, flieht, floh, floht, geflohen)
    • flüchten werkwoord (flüchte, flüchtest, flüchtet, flüchtete, flüchtetet, geflüchtet)
    • davoneilen werkwoord (eile davon, eilst davon, eilt davon, eilte davon, eiltet davon, davongeeilt)
    • fortrennen werkwoord (renne fort, rennst fort, rennt fort, rannte fort, ranntet fort, fortgerannen)
  3. wegrennen (ontvluchten; vluchten; wegkomen; )
    flüchten; fliehen; entfliehen; fortrennen; entwischen; aussteigen; ausbrechen; ausreißen; durchbrennen; davoneilen
    • flüchten werkwoord (flüchte, flüchtest, flüchtet, flüchtete, flüchtetet, geflüchtet)
    • fliehen werkwoord (fliehe, fliehst, flieht, floh, floht, geflohen)
    • entfliehen werkwoord (entfliehe, entfliehst, entflieht, entfloh, entfloht, entflohen)
    • fortrennen werkwoord (renne fort, rennst fort, rennt fort, rannte fort, ranntet fort, fortgerannen)
    • entwischen werkwoord (entwische, entwischt, entwischte, entwischtet, entwischt)
    • aussteigen werkwoord (steige aus, steigst aus, steigt aus, stieg aus, stiegt aus, ausgestiegen)
    • ausbrechen werkwoord (breche aus, brichst aus, bricht aus, brach aus, bracht aus, ausgebrochen)
    • ausreißen werkwoord (reiße aus, reißt aus, riß aus, risset aus, ausgerissen)
    • durchbrennen werkwoord (brenne durch, brennst durch, brennt durch, brannte durch, branntet durch, durchgebrannt)
    • davoneilen werkwoord (eile davon, eilst davon, eilt davon, eilte davon, eiltet davon, davongeeilt)

Conjugations for wegrennen:

o.t.t.
  1. ren weg
  2. rent weg
  3. rent weg
  4. rennen weg
  5. rennen weg
  6. rennen weg
o.v.t.
  1. rende weg
  2. rende weg
  3. rende weg
  4. renden weg
  5. renden weg
  6. renden weg
v.t.t.
  1. ben weggerend
  2. bent weggerend
  3. is weggerend
  4. zijn weggerend
  5. zijn weggerend
  6. zijn weggerend
v.v.t.
  1. was weggerend
  2. was weggerend
  3. was weggerend
  4. waren weggerend
  5. waren weggerend
  6. waren weggerend
o.t.t.t.
  1. zal wegrennen
  2. zult wegrennen
  3. zal wegrennen
  4. zullen wegrennen
  5. zullen wegrennen
  6. zullen wegrennen
o.v.t.t.
  1. zou wegrennen
  2. zou wegrennen
  3. zou wegrennen
  4. zouden wegrennen
  5. zouden wegrennen
  6. zouden wegrennen
diversen
  1. ren weg!
  2. rent weg!
  3. weggerend
  4. wegrennend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor wegrennen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ausbrechen ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; losbreken; ontkomen; ontsnappen; ontvluchten; uitwijken; vluchten; wegvluchten; zich met geweld losbreken
ausreißen ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken 'm piepen; 'm smeren; de plaat poetsen; ergens uitscheuren; ervandoor gaan; hem smeren; lopend weggaan; losbreken; ontkomen; ontsnappen; ontvluchten; uitrukken; uitscheuren; uitwijken; uitwijken voor iets; vluchten; weglopen; wegvluchten; zich met geweld losbreken; zich uit de voeten maken
aussteigen ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken afstappen; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; eruit gaan; eruitgaan; omlaagstappen; uitstappen
davoneilen ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegdraven; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; wegstuiven; zich vrijmaken lopend weggaan; verwaaien; weglopen; wegstuiven; wegwaaien
davonlaufen wegdraven; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; wegstuiven van huis weglopen; weglopen
durchbrennen ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken de plaat poetsen; doorbranden; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; ervandoor gaan; hem smeren; zich uit de voeten maken
entfliehen ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; heenkomen; losbreken; loskomen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; uitwijken; uitwijken voor iets; vluchten; vrijkomen; wegkomen; wegvluchten; zich bevrijden; zich met geweld losbreken
entwischen ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken de plaat poetsen; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; ervandoor gaan; hem smeren; loskomen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; uitwijken; uitwijken voor iets; vluchten; vrijkomen; wegvluchten; zich bevrijden; zich uit de voeten maken
fliehen ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; zich vrijmaken er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; lopend weggaan; losbreken; loskomen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; uit de weg gaan; uitwijken; uitwijken voor iets; vlieden; vluchten; vrijkomen; weglopen; wegvluchten; wijken; zich bevrijden; zich met geweld losbreken
flüchten ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; zich vrijmaken de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; lopend weggaan; losbreken; loskomen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; uitwijken; uitwijken voor iets; vlieden; vluchten; voortvluchtig zijn; vrijkomen; weglopen; wegvluchten; zich bevrijden; zich met geweld losbreken; zich uit de voeten maken
fortrennen ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; zich vrijmaken lopend weggaan; weglopen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ausreißen uitgedrukt; uitgeknepen

Wiktionary: wegrennen


Cross Translation:
FromToVia
wegrennen verstecken abscond — to hide (something)

Computer vertaling door derden:


Duits

Uitgebreide vertaling voor wegrennen (Duits) in het Nederlands

wegrennen:

wegrennen werkwoord (renne weg, rennst weg, rennt weg, rannte weg, ranntet weg, weggerannt)

  1. wegrennen (ausreißen)
    'm smeren; 'm piepen
    • 'm smeren werkwoord (smeer 'm, smeert 'm, smeerde 'm, smeerden 'm, 'm gesmeerd)
    • 'm piepen werkwoord (piep 'm, piept 'm, piepte 'm, piepten 'm, 'm gepiept)

Conjugations for wegrennen:

Präsens
  1. renne weg
  2. rennst weg
  3. rennt weg
  4. rennen weg
  5. rennt weg
  6. rennen weg
Imperfekt
  1. rannte weg
  2. ranntest weg
  3. rannte weg
  4. rannten weg
  5. ranntet weg
  6. rannten weg
Perfekt
  1. bin weggerannt
  2. bist weggerannt
  3. ist weggerannt
  4. sind weggerannt
  5. seid weggerannt
  6. sind weggerannt
1. Konjunktiv [1]
  1. renne weg
  2. rennest weg
  3. renne weg
  4. rennen weg
  5. rennet weg
  6. rennen weg
2. Konjunktiv
  1. rennte weg
  2. renntest weg
  3. rennte weg
  4. rennten weg
  5. renntet weg
  6. rennten weg
Futur 1
  1. werde wegrennen
  2. wirst wegrennen
  3. wird wegrennen
  4. werden wegrennen
  5. werdet wegrennen
  6. werden wegrennen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde wegrennen
  2. würdest wegrennen
  3. würde wegrennen
  4. würden wegrennen
  5. würdet wegrennen
  6. würden wegrennen
Diverses
  1. renn weg!
  2. rennt weg!
  3. rennen Sie weg!
  4. weggerannt
  5. wegrennend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor wegrennen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
'm piepen ausreißen; wegrennen
'm smeren ausreißen; wegrennen

Synoniemen voor "wegrennen":


Wiktionary: wegrennen


Cross Translation:
FromToVia
wegrennen vluchten; weglopen run away — to flee by running

Computer vertaling door derden: